Pagina:Noorsche Volksvertellingen.djvu/109

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
95
BERTHA TUPPENHAUG'S VERTELLINGEN.

»Wat gij daar verteld hebt, moet in Valders zijn gebeurd, Bertha," merkte ik op.

»Neen, in Hadeland is 't geschied, juist zooals ik verteld heb," zeide zij; »maar toen ik nog te huis was, hoorde ik iemand uit Valders eene historie verhalen, die daar gebeurd moet wezen en die er sterk op gelijkt. Luister maar.

»Daar diende op eene hoeve ergens in Valders een meisje, dat Barbara heette; zij lag 's zomers op den saeter.

»Op zekeren dag vernam zij eene stem, die uit den heuvel scheen te komen:

»Koning Haakon, koning Haakon!"

»Ja," schreeuwde koning Haakon, dat 't langs alle heuvelen weergalmde.

»Koning Haakon, mijn zoon, wilt gij trouwen?" klonk 't op nieuw.

»Ja, dat wil ik wel," antwoordde koning Haakon, »als ik Barbara kan krijgen, die op gindschen saeter is, anders —

»O, dat kunt gij wel," hoorde Barbara zeggen, en zij ontstelde er zoo van, dat zij niet wist, wat zij deed.

»Op eens trad er nu eene groote schaar den saeter binnen, met spijzen en dranken en zilveren vaten en kroezen, met kleederen en sieraden, met eene bruidskroon en zilveren gespen. De tafels werden gedekt en de bruid gekleed, en deze was buiten staat zich ergens tegen te verzetten.

»Dit meisje had ook een' minnaar; hij was op de jacht. Maar plotseling werd hij door een hevigen angst overvallen, die hem naar den saeter dreef. Toen hij dezen naderde, stond het erf vol zwarte paarden met ouderwetsche zadels en teugels, zoodat hij onmiddellijk begreep, wat er aan de hand was. Hij tuurde door eene reet en zag den heelen bruidsstoet: koning Haakon was