Pagina:Noorsche Volksvertellingen.djvu/115

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
101
VAN DEN LANDHEER.

kwam, werd zijn paard vastgehouden, zoodat hij niet verder kon komen. Ge moet weten, dat 't daar alles behalve richtig is; zeer lang geleden heeft iemand zich daar opgehangen en vaak hoorde men er muziek van violen, klarinetten, fluiten en andere blaasinstrumenten. Ja wel, oude Bertha weet er alles van; zij heeft 't zelve gehoord en zegt, dat 't even prachtige muziek was als bij den schout in 1814. Niet waar, Bertha?" vroeg de smid.

»Ja dat 's waar; zoo zeker als er Eén hier boven is," antwoordde de aangesprokene, die bij den haard wol zat te kaarden.

»Nu dan, 't paard werd vastgehouden," ging de smid voort, »en wilde niet van de plek, waar 't stond. Hoe hij dreigde en schreeuwde en sloeg, 't beest danste in een' kring rond, maar wilde voor- noch achteruit. Het eene uur na 't ander verliep, maar het werd niet anders. Zoo ging het den ganschen nacht; 't was duidelijk dat er een was, die het dier vasthield, want wat Sannum ook vloekte en schold, hij kwam niet verder. Maar toen 't daglicht aanbrak, steeg hij af en liep naar Ingebret Asmyrhaugen en verzocht hem mee te gaan en een brandend stuk hout met zich te nemen. En nadat Per zich in den zadel had gezet liet hij Ingebret het stuk hout boven den rug van 't paard houden. En ziet, daar stoof 't eensklaps heen, in zulk een' dollen ren, dat Per zich aan de manen moest vastklemmen om te blijven zitten, en 't kwam niet tot staan, eer het de stad had bereikt, maar toen ook viel het dood neder."

»Die historie heeft men mij ook wel verteld," zei oude Bertha, terwijl zij haren arbeid staakte, »maar ik heb nooit willen gelooven, dat Per Sannum zoo iets niet kon beletten; intusschen daar gij 't zegt, Christiaan, zal 't wel zoo zijn."