Pagina:Noorsche Volksvertellingen.djvu/116

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
102
EEN AVOND IN DE KEUKEN

»Dat is 't ook,"hernam de smid; »Ingebret Asmyrhangen, die 't brandend stuk hout boven den rug van 't paard hield, heeft 't mij zelf verteld."

»Hij had door 't hoofdstel moeten kijken, niet waar, Bertha?" vroeg een der knapen.

»Dat had hij juist," antwoordde deze, »want dan had hij kunnen zien, wie 't paard vasthield, en dan ware de betoovering verbroken. Dat heb ik van iemand, die van dergelijke dingen meer wist dan anderen, van Hans Durf-al, zooals hij bij ons in Hadeland werd genoemd. De menschen noemden hem ook wel Hans Overleg, want hij had tot spreekwoord: »Alles met overleg." Hem hadden de aardgeesten weggevoerd en verscheidene jaren bleef hij bij hen, tot ze eindelijk eischten, dat hij eene Huldermaagd, die op hem verliefd was, tot vrouw zou nemen. Dit weigerde hij echter standvastig, en daar men gedurig de klokken voor hem luidde, wierpen de geesten hem van een' verbazend hoogen bergtop in de diepte, zoodat 't weinig scheelde, of hij ware in een fjord terecht gekomen. Van dien tijd af was hij simpel. Hij werd van de armenkas onderhouden en zwierf van hoeve tot hoeve en vertelde daar allerlei wonderlijke histories. Maar vaak, als hij rustig zat te vertellen, riep hij plotseling: »Hi, hi, hi, Kari Karina, ik zie je wel," want overal volgde hem 't Huldermeisje.

»Terwijl hij onder de aardgeesten verkeerde, zoo verhaalde hij, moest hij hen altijd vergezellen, wanneer zij zich gingen voorzien van spijs en melk, want alles, waarover het teeken des kruises was gemaakt of wat in Jezus' naam was gezegend, moesten zij laten liggen. Dan zeiden ze tot Hans: »Haal gij dit weg, want daar is over »gekrabbeld," en dan moest Hans zulke vrachten in de korven stapelen, die zij op den rug droegen.