Pagina:Noorsche Volksvertellingen.djvu/178

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
164
EEN ZONDAGAVOND

maar men hield niet op, hem te bestormen met allerlei vragen, waarop hij meerendeels een ontwijkend antwoord gaf. Onder andere zeide zijne vrouw: »God zij dank, dat gij hier gekomen zijt, om uw' laatsten wil mede te deelen en te zien, dat uwe afkomst op de hoeve kan blijven."

»Ja," antwoordde Jens, »mijne afstammelingen zullen hier blijven wonen, zoolang dit land bestaat. Maar er zal een slag geleverd worden op Lillehammer, de hevigste kamp, die ooit op Noorschen grond werd gestreden: 't bloed der helden zal stroomen over de vlakte, en de duivel van 't Gudbrandsdal zal beslissen, of Noorwegen langer een koninkrijk zal heeten. In Frankrijk is den boeren de strijdkolf ontvallen, maar daar zal hij 't eerst op nieuw worden gezwaaid, en met zijne verpletterende slagen zal hij overal den toestand der volkeren omkeeren."

»En wanneer zal die slag worden geleverd?" klonk de vraag.

» Wanneer breede wegen door de dalkloven den vijand het binnendringen licht maken," antwoordde Jens, »en wanneer 't geweld de wetten des lands zal schrijven, dan zal de vonk van den oorlog tot eene vlam worden, en Noorwegen en Zweden zullen onder één' schepter komen. Maar eer dit geschiedt, zal de vuurgloed de schoone vlakte van Sell verteren en de wateren der Skotte zullen haar bedekken. Dan zullen de bergen van Noorwegen sidderen en een ekster zal zijn nest bouwen op den haardsteen van Flytty."

Na deze en dergelijke opmerkelijke voorspellingen verliet Jens Ivardszoon de hoeve, en niemand heeft hem ooit meer aanschouwd."

Onder de laatste vertelling scheen de schoolmeester