Pagina:Noorsche Volksvertellingen.djvu/66

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
52
DE KONING VAN DEN EGEBERG.

laatst gezien; hij voerde al zijne roerende have en eene groote kudde bonte koeien met zich.

»Hemel, waar moet gij nog zoo laat heen in dezen gevaarlijken tijd met zooveel huisraad en zoo’n groote kudde?" vroeg de man, die hem ontmoette.

»Ik ga verhuizen naar den Kongsberg, bij mijn broeder," antwoordde de koning; »want ik kan dat schieten en dat geraas niet langer uitstaan," — en sedert heeft men hem nimmer meer gezien.