Pagina:Noorsche Volksvertellingen.djvu/81

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
67
DE VERTELLINGEN VAN DEN DOODGRAVER.

»Maar, lieve hemel, kun-je dan ouden Andries niet hier laten komen?"

»Ja, die kon nog eens vertellen! Maar oude Andries is al twee jaren dood! Peter kent er ook wel; maar hem kan men niet zoo gemakkelijk aan de praat krijgen; hij is heel karig met zijne vertellingen, moet-je weten! Neen, oude Andries, die kende eene hoop histories! En hij liet zich nooit lang bidden! Och ja, 't zal nu met kerstmis twee jaar worden.

»Maar, dat baat mij niets," viel ik haar in de rede, gebelgd omdat de hooggeprezen Andries niet meer leefde. »Is Peter hier dan niet?"

»Ja, hij is hier wel geweest, maar hij moest naar den klokkeluider. Daar zult ge hem stellig vinden, en mocht hij daar niet zijn, dan is hij zeker op den heuvel, of in de pastorie, als hij ten minste niet op 't kerkhof is om een graf te delven, want de oude vrouw Habberstad is gestorven."

Mijn geduld was zoo goed als uitgeput; maar wijl 't te voorzien stond, dat ik er tegenover Peter, den doodgraver, nog zeer groote behoefte aan zou gevoelen, besloot ik de rest maar te sparen. Ik wilde vertrekken, maar onder 't laatste antwoord had de vrouw uit een kastje een niet heel zindelijk glas gehaald, dat zij met brandewijn vulde en mij met een stukje kandijsuiker op een bord aanbood, terwijl zij niet ophield in een' stroom van uitroepen hare bewondering lucht te geven voor de weergalooze wijze, waarop de oude Andries sprookjes kon vertellen.

»Peter zal stellig bij den klokkeluider zijn, en is hij daar niet, dan is hij op den heuvel of in de pastorie, als hij ten minste niet naar 't kerkhof is gegaan," riep ze mij nog na, terwijl ik 't erf af ging. 't Klonk