Pagina:Occult woordenboekje (Van Veen 1937).djvu/28

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
26
Fa-Fl
 

jongen leveren, wordt wel verteld, maar is nog nooit gefotografeerd. Massasuggestie schijnt hier een voorname rol te spelen.
Fantasmagorie: schimmenspel; schijn-geestenoproeping.
Fantoom: spookverschijning, vooral de vorm van een mens aannemend.
Fantoomweegschaal: een weegschaal, waarop het fantoom (de gematerialiseerde geest) wordt gewogen, terwijl het medium in een weegstoel wordt gewogen. Zie daar.
Fascinatie: verblinding, betovering; de ban, die, van de geest van een magiër uitgaande, het slachtoffer noodzaakt hem willoos te gehoorzamen.
Fatalisme: geloof aan een onvermijdelijk noodlot; het ontkent de vrije wil van de mens; werkt verlammend op de energie.
Fatum: het noodlot.
Faun: veld- of bosgeest.
Faust, Dr. Johannes: voornaamste occultist der 16e eeuw; hoofdpersoon in het gelijknamige drama van Goethe.
Fetisch: stoffelijk voorwerp van afgodische verering. Sommige natuurvolken nemen aan, dat in dergelijke voorwerpen zich geesten bevinden en ze aanbidden deze en voeren er allerlei magie mee uit.
Fetischisme: fetisch-dienst.
Findlay, J. Arthur: geb. 1883, vrederechter in Engeland. Hij onderzocht o.a. 12 jaar lang de directe stem bij het medium Sloan en schreef een serie boeken, waarvan hier in het Nederlands bekend zijn: „Aan de grens van het bovenaardse” en: „De rots der waarheid”.
Flammarion, Camille: (1842—1925). Beroemd Frans sterrekundige en spiritist. Hij schreef o.a.: „Het raadsel van den dood”. (3 dln.), „Spookhuizen”, enz.
Flournoy, Théodore: hoogleraar in de psychologie te Genève. Hij onderzocht de verschijnselen bij het medium Hélène Smith en schreef naar aanleiding daarvan: „Des Indes à la planète Mars”.
Fluïde: vloeistof; magnetische uitstraling.
Fluistertheorie: deze tracht gedachtenoverdracht te verklaren door onbewust fluisteren van den agent, en een buitengewoon