Pagina:Ornithologia Neerlandica 1.djvu/231

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
127
FAMILIE ANATIDAE — ZWANEN, GANZEN EN EENDEN.

staat dikwijls uit een geheele vracht riet en andere waterplanten; het binnenste daarvan is geheel met vederen en dons belegd. Het getal der eieren is meestal 6 of 7, en gaat nimmer 9 te boven. Zij zijn geheel gelijk aan die van de tamme gans, alleen is de schaal minder poreus. Zij worden ijverig opgezocht en zijn gemakkelijk te vinden, daar de Gent (friesch Garre) zich altijd in de nabijheid van het nest ophoudt en luid schreeuwende rondom den naderenden mensch vliegt; terwijl de gans eerst dan met een sissend geluid van de eieren opstaat, wanneer men haar tot op weinige schreden is genaderd. De vogels, wier eieren zijn weggenomen, of die, welke niet broeden (waarschijnlijk jongen) zwerven den geheelen zomer door in een eenigszins ruimeren kring en vertoonen zich nu en dan te Wartena, Garijp, Suawoude en Gersloot. Het getal der vogels, welke broeden, bedraagt, volgens in de nabijheid wonende personen, ongeveer 30." In 1897 schreef Albarda (Aves neerl. p. 98), dat door inpoldering en het stichten van woningen het terrein van deze kleine broedkolonie eenigszins ingekrompen was, zoodat zij zich naar Eernewoude en Oudega had verplaatst. Thans is, helaas, de geheele kolonie verdwenen. De mogelijkheid, dat elders in ons land nog grauwe ganzen broeden, is niet uitgesloten. De grauwe gans broedt op IJsland, in Scandinavië, in Denemarken, in Schotland, op de Hebriden, in Noord-Rusland, in Noord-Duitschland, langs den benedenloop van de Donau, langs de Zwarte zee en ook in Spanje, in Noord-Azië tot Kamsjatka; in den winter trekt zij tot de Middellandsche zee en Noord-Afrika, Engelsche-Indië en zuidelijk China. De grauwe gans begint dikwijls reeds in Maart te broeden, op hare noordelijkste broedplaatsen in Mei, en bewoont als zeer schuwe vogel in kleinere of grootere kolonies moeilijk begaanbaar moerassig terrein. De nesten worden van riet, biezen en andere waterplanten gebouwd en zijn dikwijls 75 cm. in doorsnede en 30 cm. hoog; zoo spoedig het legsel voltallig is en het wijfje met broeden begint, plukt zij vederen en dons van haar borst om daarmede het inwendige van het nest te beleggen en de eieren dicht te dekken, wanneer zij het nest verlaat. Het legsel bevat 5 à 8, soms 9 eieren, die in 28 dagen door het wijfje alleen uitgebroed worden, waarbij de man in de nabijheid van het nest trouw de wacht houdt en zoo noodig aanvallend optreedt. De eieren zijn breed ovaal, soms meer gestrekt, grofkorrelig van schaal, tamelijk glad en mat, vuil geelachtig wit en meten bij 7 inlandsche exemplaren: lengte 82–92,5, breedte 55–58 mm. De jongen worden door beide ouders geleid, zwemmen en loopen in den omtrek van het nest rond en keeren in den eersten tijd 's avonds naar het oude nest terug. Voordat de jongen nog geheel volwassen zijn, begint het oude mannetje te ruien en trekt zich dan met andere lotgenooten in het dichtste moeras terug; drie à vier weken later beginnen ook de wijfjes te ruien en dan worden de jongen aan hun lot overgelaten. Het voedsel van de grauwe gans bestaat bijna uitsluitend uit plantaardige kost, gras, waterplanten, wortels, zaden enz., hetgeen de vogels soms ver van hunne rust- en broedplaatsen gaan zoeken. In den regel doen zij dit op den dag, doch tijdens de rui houden zij zich in het dichtste van het moeras of ook op zee op, en gaan in den nacht in alle stilte naar de plaatsen, waar zij voedsel vinden. Hoewel eenigszins waggelend kunnen de ganzen uitstekend loopen en groote