Waarop ze grinnikend als volgt antwoordde: "Ik ben er zeker van, Sire, dat als u niet zowel het hert als mij met die katapult beet had genomen, u het nooit had kunnen doen. Maar met de truc die u gebruikte, zou iedereen wel de voet en het oor van het hert doorboord kunnen hebben."
De Keizer hoorde deze schijnbaar respectloze woorden en was bang dat ze zijn eer hadden bezoedeld sinds de belangrijkste baronnen van zijn hof ze hadden gehoord. Ondanks alle liefde die hij voor haar had, was zijn hart ernstig gewond. Hij werd overmand door vurige woede en in de overtuiging dat hij anders zijn eer niet zou kunnen terugkrijgen, beval hij zijn ministers de jonge vrouw uit te kleden, haar handen op haar rug te binden en haar naar een nabijgelegen bos te leiden, waar de wilde dieren haar tijdens de nacht zouden verslinden.
De ministers voerden het bevel onverwijld uit. Ze namen de ellendige, bedroefde jonge vrouw mee het bos in en lieten haar over aan de genade van de wilde dieren. Bij hun terugkeer vertelden ze de Keizer dat ze zijn bevel volledig hadden uitgevoerd. Toen hij dit vernam, werd Beramo zeer gekweld door zijn liefde en woede, en keerde hij vol berouw en verdriet terug naar de stad.
Ondertussen, toen de nacht viel, begon Diliramma, die met haar handen vastgebonden in het bos was achtergelaten, hevig te huilen Ze pleitte met God, terwijl ze in alle richtingen rondkeek naar een wild dier dat haar kwam verslinden.