Allen die hem zagen, bewonderden hem zozeer dat ze er nauwelijks van konden worden overtuigd dat hij door mensenhand was geschapen. Omdat hij de grote verdienste van de goudsmid in het hele land wilde erkennen, kende hij hem een jaarinkomen van meer dan duizend scudi toe. Welnu, zo'n vrijgevigheid van de Heer veroorzaakte grote afgunst onder veel goudsmeden in de stad en ze zochten de Leeuw vaak op om te zien of er enige gebreken in vakmanschap waren die ze konden bekritiseren, en daarmee de gunst van de Heer te winnen.
En onder hen was er een die subtiel en zeer behoedzaam was en die, omdat hij zich niet bewust was van enige gebreken in het werk, zei dat de Leeuw, geen tienduizend goudstukken kon bevatten, op basis van zijn omvang en kwaliteit. En hij oordeelde dat dit een goede gelegenheid was om de goudsmid zijn inkomen te ontnemen en in de goede genade van de Heer te komen, en hij concentreerde al zijn gedachten hierop. Maar omdat hij niet kon geloven dat de Heer het beeld van het dier, dat zo volmaakt was, volledig in stukken zou laten snijden om er zeker van te zijn dat de goudsmid gestolen had, wist hij niet precies erachter te komen hoe hij anderswijze zoveel goud moest wegen. Toen hij dit op een dag met zijn vrouw besprak, vertelde hij haar dat iedereen die een geheim kende om de Leeuw te wegen, en de Heer zou bewijzen dat de goudsmid hem had beroofd, ongetwijfeld de gunst van de Heer en het jaarlijkse inkomen toegewezen aan de goudsmid, zou verwerven.