Naar inhoud springen

Pagina:Plato's Verdediging van Sokrates.pdf/18

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

zeg: want niet van mij zelf komt het woord, dat ik spreken ga, doch tot een geloofwaardigen spreker klimt het op. Want van mijn wijsheid, of zij dat is en wat voor een, geef ik u den God in Delphi tot getuige. Chaerephon toch kent ge wel. Deze was van jongsaf mijn vriend, en vriend ook van het volk en met u ging hij in de ballingschap van onlangs en met u keerde hij terug. En ge weet ook wel, hoe Chaerephon was, hoe heftig in al wat hij aangreep. En zoo ging hij dan eens naar Delphi en waagde het dit te vragen, — en zooals ik zeg, maakt geen geraas, o mannen. Want hij vroeg dan, of iemand wijzer was dan ik. En de Pythia antwoordde, dat niemand wijzer was. En daarvan zal zijn broeder dáár u getuigen, want Chaerephon zelf is dood.

6. Begrijpt nu waarom ik dit alles verhaal: ik wil u immers leeren, waarvandaan de lastermeening kwam. Toen ik nu dat hoorde, overlegde ik aldus: wat meent de God wel; wat geeft hij wel te raden? Ik toch ben mij van geen wijsheid bewust, noch groot noch klein; wat meent hij wel met: Socrates de wijste? En hij liegt toch zeker niet, want dat kan hij niet. En lang nu was ik onzeker, wat hij toch meende, doch eindelijk, na veel moeite, begaf ik mij aan ongeveer het volgende onderzoek. Ik ging tot een van hen, die wijs heeten, om daar, zoo ergens, het orakel te weerleggen, en aan de uitspraak te verklaren: deze is wijzer dan ik, doch gij noemdet mij. Toen ik hem nu in 't oog nam — zijn naam behoef ik wel niet te noemen, maar het was een der staatslieden, bij wiens onderzoek ik het volgende ondervond — en met hem sprak, scheen die man mij wel aan vele andere menschen wijs te schijnen en vooral aan zich zelf, maar het niet te zijn. Toen trachtte ik hem te toonen, dat hij meende wijs te zijn, en 't niet was. Daardoor nu werd ik hem gehaat en velen der hoorders. En ik ging heen en redeneerde aldus bij mij zelf: ik nu ben wijzer dan die man; en wel schijnt geen van ons beiden iets van belang te weten, maar hij meent