Naar inhoud springen

Pagina:Plato's Verdediging van Sokrates.pdf/19

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

te weten en weet niet, ik echter, zooals ik niets weet, zoo meen ik het ook niet. Ik schijn dus een beetje wijzer te zijn dan hij, dáárdoor juist, dat ik, wat ik niet weet, ook niet meen te weten. Vervolgens ging ik tot een ander, een van die wijzer heetten dan gene, en ik vond hetzelfde; en toen werd ik zoowel dien eersten als velen anderen gehaat.

7. Daarna nu ging ik heel de rij langs verder, en ik bemerkte wel, met droefheid en vrees, dat ik gehaat werd, maar toch docht het mij noodwendig de zaak van den God boven alles te stellen; gaan moest ik dus, zoekend wat het antwoord meende, tot allen die iets te weten schenen. En bij den Hond, o mannen Atheners, — want de waarheid moet ik u zeggen — waarlijk, het volgende weervoer mij: de meest vermaarden schenen mij op weinig na de armoedigsten te zijn, toen ik zocht volgens den god, doch anderen, die voor minder golden, inderdaad flinker van besef. Ik moet u dan wel mijn zwerftocht verhalen, als de moeiten waarmee ik mij vermoeide, om het orakel telkens weer op de proef te stellen. Want na de staatslieden ging ik tot de dichters, zoowel de dichters van tragedien als die van dithyramben en de anderen, om bij hen mij zelf op heeterdaad als meer onwetend dan genen te betrappen. En ik nam dan hun gedichten ter hand, waaraan zij, naar mij scheen, de meeste zorg besteed hadden, en ik vroeg hen zelf uit, wat zij meenden, om tegelijk iets van hen te leeren. En ik schaam mij, o mannen, om u de waarheid te zeggen, maar toch moet ik. Om kort te spreken, bijna alle omstanders spraken beter dan zij zelf over wat zij zelf gedicht hadden. Ik begreep dan ook over de dichters spoedig dit, dat zij niet door wijsheid dichten, wat zij dichten, doch door een zekeren aard en in vervoering, evenals de bezielden en de orakelzeggers; want ook die zeggen dingen, vele en schoone, doch verstaan niets van wat zij zeggen. In zulk een staat bleken mij ook de dichters te leven. En tevens bemerkte ik, dat zij om hun