Naar inhoud springen

Pagina:Plato's Verdediging van Sokrates.pdf/20

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

dichtkunst ook in andere zaken de wijssten der menschen meenden te zijn, waarin zij het niet waren. Ook van daar dus ging ik heen, in de meening in het zelfde hèn te overtreffen als ook de staatslieden.

8. Ten slotte nu ging ik tot de handwerkslieden; want ik wist dat ik niets kende, in één woord, doch hen, dat wist ik, zou ik in vele en schoone dingen kundig bevinden. En daarin bedroog ik mij niet, maar zij wisten wat ik niet wist, en daarin waren zij wijzer, dan ik. Maar, o mannen Atheners, zij hadden alweer hetzelfde gebrek als ook de dichters, naar mij docht, en zelfs ook de goede werklieden: daar zij hun vak met bekwaamheid uitoefenen, meende een ieder ook verder in de grootste dingen zeer wijs te zijn, en deze dwaling verborg die andere wijsheid, zoodat ik mij zelf afvroeg voor het orakel, of ik zou kiezen te zijn, zooals ik was, noch wijs in hun wijsheid, noch onwetend in hun onwetendheid, of beide dingen, die genen hadden, ook zelf te hebben. Ik antwoordde toen aan mij zelf en aan het orakel, dat het mijn voordeel was, te zijn zooals ik was.

9. Uit dit onderzoek dan, o mannen Atheners, zijn vele vijandschappen tegen mij ontstaan, en wel de heftigste en de zwaarste, zoodat er vele lasteringen uit kwamen, en ook die naam gezegd werd, dat ik wijs ben. Want telkens meenen de omstanders, dat ik zelf wijs ben daarin, waarin ik een ander weerleg. Doch de God, o mannen, de God toch is wel in waarheid wijs, en in dat orakel meende hij zeker, dat de menschlijke wijsheid weinig waard is of zelfs niets, en klaarblijkelijk zegt hij dat niet van Socrates alleen, doch hij gebruikt mijn naam, en maakt mij tot voorbeeld, evenals wanneer hij zeide: „Deze, o menschen, is de wijste van u, die gelijk Socrates heeft ingezien, dat hij waarlijk niets waard is in wijsheid”. En om datzelfde ga ik ook thans nog rond met zoeken en nasporen, gehoorzaam aan den God, èn bij mijn stadgenooten en bij de vreemdelingen, zoo ik iemand van hen