Naar inhoud springen

Pagina:Plato's Verdediging van Sokrates.pdf/21

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

voor wijs houd, en blijkt hij mij niet zoo te zijn, dan help ik den God en bewijs genen, dat hij niet wijs is. En door dat bedrijf heb ik noch tijd om iets van belang van de staatszaken te verrichten, noch van mijn eigen zaken, maar in onnoemlijke armoede ben ik door mijn vereering van den God.

10. Bovendien, mij volgen de jongelieden die den meesten tijd hebben, de zonen der rijksten, zij volgen mij uit zich zelf en zij hooren mij gaarne de menschen onderzoeken, en dikwijls doen zij zelf mij na en beproeven dan anderen te onderzoeken, en dan, geloof ik, vinden zij een grooten overvloed van menschen, die meenen wat te weten, doch wetend weinig of niets. Daarom dan worden de door hen onderzochten toornig op mij in plaats van op zich zelf, en zij beweren, er is een zekere Socrates, een allerellendigst mensch, en hij verderft de jongelui. En als iemand hen dan vraagt, waardoor dan, wat hij doet en wat hij leert, dan hebben zij niets te zeggen, en weten het niet; doch om niet om een antwoord verlegen te schijnen, noemen zij wat tegen alle wijsheidsvrienden voor het grijpen ligt, de dingen in den hemel en onder de aarde en niet aan de goden gelooven en het kromme recht praten. Want de waarheid, geloof ik, willen ze liever niet zeggen, dat zij zich hielden als wisten zij, maar bleken niets te weten. Daar zij nu, meen ik, eerzuchtig zijn en heftig en velen in getal, en allen hetzelfde en met veel aandrang over mij beweren, daarom hebben zij uw ooren reeds lang en ijverig met laster gevuld. Uit dezen kring dan komt èn Meletus met zijn aanval èn Anytus en Lycon; Meletus toornig voor de dichters. Anytus, voor de werklieden en de staatslieden, en Lycon voor de redenaars. Zoodat, gelijk ik in den aanvang reeds zei, ik verbaasd zou zijn, zoo ik bij machte ware u die lastermeening te ontnemen, en wel in zóó korten tijd, terwijl zij zóó groot werd. Zoo is de waarheid, o mannen Atheners, en ik heb u in mijn woorden niets verborgen, klein noch groot, noch iets uit vrees verzwegen.