Naar inhoud springen

Pagina:Plato's Verdediging van Sokrates.pdf/52

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

28. blz. 22, r. 14 v. o., 10 v. o. en 8 v. o. Citaten uit Ilias, XVIII, 96-104.

29. blz. 23, r. 3 v. b.; Veldslagen, waaraan Socrates deelgenomen heeft.

30. blz. 25, r. 5 v. o.; In nood om den prik van een spoor.

Volgens anderen moet men het woord myoops hier door horzel vertalen. Rösiger ziet spoor en horzel beiden er in aangewezen.

31. blz. 27, r. 10 v. o.; De volksregeering bestond tot de de verovering van Athene door de Spartanen onder Lysander. Daarop werd een oligarchische regeering ingevoerd, aan het hoofd waarvan een college van dertig mannen stond. Deze regeering kon zich echter slechts kort handhaven en kwam binnen het jaar ten val, waarop de democratie hersteld werd. Dit laatste geschiedde in 403 v. Chr.

De veroordeeling der aanvoerders, waarvan vlak te voren sprake is, had plaats in 406, na de overwinning der Atheners bij de Arginusische eilanden. Feitelijk werden van de tien aanvoerders er maar negen beschuldigd, waarvan er één wellicht al gesneuveld was en twee niet voor het gerecht verschenen.

32. blz. 30, r. 15 v. b.; Uitdrukking van Homerus. Odyssea, XIX, 163.

33. blz. 32, r. 12 v. b.; Het vijfde deel der stemmen.

Er werden 501 stemmen uitgebracht en hiervan 281 tegen en 220 vóór Socrates. Indien dus het aantal stemmen tegen Socrates door de drie aanklagers behaald was, had Meletus alleen slechts het derde deel, nog geen honderd, weten te krijgen. Volgens een bepaling werd hij die een aanklacht indiende en minder dan het vijfde deel der stemmen voor zijn voorstel won, gestraft met een boete van duizend drachmen;