Naar inhoud springen

Pagina:Plato's Verdediging van Sokrates.pdf/70

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

mannen, zoolang in ernst met elkander gesproken en niet gemerkt dat wij niets beter waren dan kinderen? Of is het veel eer zoo, als toen door ons gezegd werd? 't Zij de velen het goedkeuren of niet, en 't zij wij een nog harder lot dan dit moeten lijden of een zachter, toch is het onrecht doen voor den dader op alle wijzen en slecht en schandelijk? Meenen wij 't zoo, of niet?

Crito. Zoo meenen wij het.

Socrates. Gansch en al dus moet men geen onrecht doen?

Crito. Zeker niet.

Socrates. En dus ook geen onrecht terug doen gelijk de velen meenen, daar men gansch en al geen onrecht mag doen.

Crito. 't Blijkt van niet.

Socrates. Hoe. Crito, mag men iemand kwaad aandoen, of niet?

Crito. Dat mag zeker niet, o Socrates.

Socrates. En hoe? Kwaad terug doen, is dat, gelijk de velen zeggen, braaf of niet braaf?

Crito. Geenszins.

Socrates. Want de menschen kwaad aandoen scheelt niet van onrecht doen.

Crito. Ge zegt de waarheid.

Socrates. Noch onrecht noch kwaad dus mag men iemand terugdoen, wat men ook van hem geleden heeft. Pas op, o Crito, als ge dat toegeeft, dat ge niet iets zonderlings toegeeft. Want ik weet, dat weinigen dit vinden en zullen vinden. Doch zij die zoo meenen, en zij die zoo niet, hun is geen gemeen overleg, doch noodwendig verachten ze elkaar, bij het zien van elkanders besluit. Ga dus ook gij na en zéér goed, of ge met mij gaat en 't u ook zoo dunkt, en wij dan ons overleg daarmee aanvangen zullen, dat nooit onrecht doen noch onrecht terugdoen goed is, noch met kwaad terugdoen zich tegen kwaad lijden verweren, dan wel of ge u terugtrekt en niet met dien aanvang mededenkt. Want mij