Naar inhoud springen

Pagina:Plato's Verdediging van Sokrates.pdf/72

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

berusten bij de vonnissen, die de stad geeft?" Zoo wij nu over dat woord ons verbaasden, wellicht zeiden zij dan: „o Socrates, verbaas u over onze woorden niet, doch antwoord, wijl ge toch gewoon zijt met vraag en antwoord om te gaan. Zeg op, wat legt ge ons en de stad ten laste, dat ge ons wilt verderven? Hebben niet, vooreerst, wij u verwekt en heeft niet door ons uw vader uw moeder gekregen en u geteeld? Verklaar dan: in ons hier, ons wetten over het huwelijk, laakt ge iets, dat niet goed is?" Ik laak niets in u, zou ik zeggen. „Maar dan in de wetten over opvoeding en het onderricht, waarin ook gij werdt opgeleid? Of gaven wij inderdaad geen schoon bevel, wij wetten voor die zaken, opdragend aan uw vader in oefening van geest en lijf u op te voeden?" Zeer schoon, zou ik zeggen. "Welnu. Daar ge nu geboren, opgevoed en onderricht werdt, zoudt ge dan vooreerst kunnen beweren, dat ge niet de onze zijt als zoon en als slaaf, gij zelf en u voorouders? En als dat zoo is, meent ge dan dat u en ons gelijk recht is, en wat wij u willen doen, gij daarin naar recht terug moogt doen? Of zoudt ge tegen uw vader niet gelijk van recht zijn, noch tegen uw meester, als ge er een hadt, zoodat ge niet, wat ge leedt, mocht terugdoen, noch op schelden met schelden, noch op slagen met slagen antwoorden, noch veel anders van dien aard, — doch met uw vaderland en de wetten zoudt ge dat mogen, zoodat als wij goed oordeelen u te dooden en dat doen willen, ook gij ons, de wetten en het vaderland, zooveel gij kunt, zult trachten te verderven, en dan nog beweren naar recht zoo te handlen, gij, die in waarheid om de deugd geeft? Waarlijk, zijt ge zoo wijs om niet meer te weten, dat méér dan moeder en vader en alle andere voorouders, méér dan die allen het vaderland waard is en meer geëerd en meer heilig en in grooter aanzien èn bij de goden èn bij de menschen, die niet dwaas zijn, en dat men het vaderland, als 't toornt, ontzien moet en meer toegeven en vleien dan zijn vader, en of het