Pagina:Priangan de Preanger-Regentschappen onder het Nederlandsch Bestuur tot 1811 vol1.pdf/29

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen
LANDVERKENNING EN LANDONTGINNING.

en teruggekeerde Jacatranen te beschermen. Bij iets grootere expedities hield zich liefst aan bevaarbare rivieren; het doel was dan vooral, den toevoer brand- en timmerhout te beveiligen.

Het land zelf bood weinig aantrekkelijks.

De bodem waarop langzamerhand Batavia verrees, was een moeras, de omstreken

Thick with wet woods, and manv a beast therein,
And none or few to scare or chase the beast.

Tot dicht bij de wallen reikte het bosch, wemelend van wild en verscheurend gedierte, gemeden door den mensch. De bijna zonder verpoozing voortdurende toestand van oorlog met de naburen schiep rondom de stad eene waarbinnen de blanke eiken Javaan[1] als vijand beschouwde en neerschoot. Er waren tijden dat de Regeering hooge prijzen betaalde voor binnengebrachte Javaansche koppen; wederkeerig werd ieder Nederlander die zich wat ver van de stad waagde, afgemaakt of weggesleept.

Dat niettemin de landbouw zich van lieverlede begon te ontwikkelen, was aan de nijvere Chineezen te danken, wier vestiging op allerlei wijzen was bevorderd en aan wie het ontluikende Batavia ook in andere opzichten de grootste verplichting heeft gehad [2]. Dreven enkele Europeanen wat landbouw met slaven, Chineezen waren het die den rijst- en vooral den suikeraanplant tróts het groote lijfsgevaar steeds verder uitbreidden, het bosch kapten en afbrandden en voedsel gaven aan de hoop dat te eeniger tijd, zooals Coen’s hartewensch was geweest, de kolonie uit eigen middelen zou kunnen bestaan, zonder verder van overzeeschen rijstaanvoer en de luimen van haar aartsvijand, „den Mataram”, afhankelijk te zijn.

De geleidelijke uitbreiding der ontginningen bleek vooral uit de inschrijvingen in de „Erfboeken” van landerijen, voor en na door de Compagnie particulieren hetzij gratis hetzij tegen zekere betaling of vergoeding afgestaan. Lag al het vóór 1643 uitgegeven land óf binnen den stadsmuur óf vlak daarbuiten, in dit jaar waagden de aanvragers van gronden zich wat verder, op het voetspoor van enkele voortrekkers, die reeds zonder permissie te verzoeken in het bosch Waren gaan kappen en branden. Weldra werden behalve vele kleinere __________

  1. Hier en elders, waar liet geene verwarring kan geven, volgen wij het Compagniesgebruik om de gansche inheemsche bevolking van Java als „Javanen” te betitelen.
  2. Tijdens het drukken van dit werk werd het graf van Bengkong, den Kapitein-Chinees uit de dagen van Coen, toen de Chineezen nog geen staart droegen, teruggevonden aan de noordzij van den weg van Jacatra.
- 2* -