Pagina:Print Pieter Breughel, zoo heb ik u uit uwe werken geroken.pdf/71

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

verkens. Twee knechten schouderden to zamen een worst, een bil dik; twee andere, lijk de druivendragers uit Het Belofte Land, 'nen trossel aaneengeregen ooren en pooten; twee andere droegen op een afgehaakte deur 'nen berg vette ganzen; andere pronkten met hazen, schoone visschen en kransen watersneppen.



De vette vrouwen en mannen, die te voet liepen, dansten in zig-zag bij 't gespeel van de doedelzakken. Die op de wagens Zaten, wierper centen en koeken te grabbel, en liefst een winkeltje of huizen binnen om de kinderen en de bedelaars daar to zien binnen dressen en wat te hooren breken en ze to zien vechten met de bewoners. En dan die bedelaars, groot en klein, mank en kreupel, die meegulpten, meestrompelden met uitgestoken handen !De Dikken glansden van pronkerij. Pieter west niet dat er zoveel Dikken waren. Hij herkende Vetbol, den zoon van Zwezerspad, die zijn hespen nog niet naar De Rattekoten had laten brengen, de familie Waggelvet, en „Kyrie Eleison!" Daar op den wagen, fier en enorm, stond Kwabberbil! En wip! het hoedeke zat hem seffens dieper op het hoofd, en de doedel verborgen onder den mantel. Nu kenden z'hem niet en hij liep mee. De bedelaars wrongen, kloegen en vroegen. Maar de Dikken wierpen niets. Aan 't kerkhof stonden er twee bedelmonniken te zien, en die wierden door De Knobbel van 't Lammekeshof in den stoet geroepen, kregen hun armen vol spek, ganzen en worst, wat uit het arme yolk een vloekgehuil en awoert deed opgaan. Toen snapte 'ne magere, oude bedelaar een gans weg, de knecht wou hem 'nen stamp geven, maar 'ne anderen bedelaax pakte bijtijds nog zijn been, en de knecht viel op zijn hurken, en heel de deur met ganzen op den grond. Roef! de bedelaars daar bovenarms op, en krukken en vuisten gingen omhoog en omlaag. De andere knecht trok zijn mes, maar 'ne klap van achter op zijnen kop, en de vent viel met 'nen kreet achterover, en 't mes vloog bij 'nen vogel in de lucht. De Dikken kwamen toegeloopen,