Pagina:Print Pieter Breughel, zoo heb ik u uit uwe werken geroken.pdf/89

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

zijn stiefvader, 'nen ooievaar, zijn dorp zus en zijn dorp anders, het schilderijke van Bosch, dikke, mageren, processies, kermissen, helleverbeeldingen, heel zijn leven, zijn lijden, zijn verdriet, zijn geloof, zijn vrees, zijn -hart. Hij teekende den man die door de soldeniers meegenomen wordt; de oude vrouw die valt; Baskwadder, aan 't preeken om de menschen to kunnen verraden; Jan Nagel, die op den beenhouwer zijnen snuit timmert. Heel zijn hart door bladerde hij. Hier was hij de rozeknop, waarin onbewust heel de latere bloem zat, nog jong en in elkaar geplooid, maar heelemaal aanwezig.

Buiten sneeuwt het nog altijd, dun en langzaam. Hij heeft geenen tijd om to zien; ook de boterhammen blijven liggen; 't bier in 't tinnen stoopke verschaalt. Hij denkt aan Veronica en hij teekent de bergen en landschappen, waar ze naar verlangde. De teekeningen liggen op de tafel en op den grond. Heel den nacht teekent hij door. Dat is misschien een van d' heiligste uren van zijn leven. Als dit niet lukt, dan maar terug bij de varkens! Plots springen de morgenklokken los in den nog duisteren, nieuwen dag; heel het klooster loopt er van vol. Endan staat Pieter op en smeekt, met de roode handen in d' hoogte: ,Als 't u belieft, laat me nu toch schilder worden".

5


Nadat ze in 't portaal gewacht hadden, leidde 'ne manke knecht hen door de weelderige kamers naar Mijnheer Coecke. Pieter vielen zijn oogen haast uit zijnen loop. Schilderijen op het goud-1ederen behang van de muren, rijk gesneden kasten met Delftsche potten op, zware tafels, schapenzachte tapijten, knapperende houtvuren in de breede gecariatiede schoorsteenen. En ten einde van die kostelijke zalen was 'nen breede trap met roos-damasten gordijnen, waar tusschendoor een malsche klaarte druipte, citherspel en gemengd gezang. Toen ze daar boven kwamen, in het volle licht, zag Pieter, op een draaischijf, een met gazen en bloemen besluierde vrouw in een groote schelp liggen, die jonge schilders aan "t uitschilderen waren. Hij hoorde haar helder lachen, en wist seffens, dat het met hem was, „of misschien met Pater Alex," troostte hij zichzelf. Acht jonge heeren in fluweel en