Pagina:Proteus, ofte, Minne-beelden verandert in sinne-beelden (IA proteusofteminne01cats).pdf/19

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Dan yemant sal misschien sick verwonderen, ja onbetamelijck oordeelen (ende dat niet sonder redenen) dat wy de mallicheden der jonckheydt gevoegt hebben, niet alleenlijck met de leere der zeden, maer oock selfs met hooger ende stichtelijcker bedenckingen. En sonderlinge dat wy de sotheden der jeugt de eerste plaetse in dit werck hebben vergunt. Dese tegenworpinge sal oorsaecke geven het wit ende ooghmerck, dat wy ons in dese oeffeninge hebben voorgestelt, den gunstigen leser cortelijck te ontdecken. Derhalven willen wy wel rondelijck bekennen dat 'teerste deel van dit boecxken meest is geweest het uytworpsel van onse blinde jonckheyt, dewelcke, door de gewoonelijcke genegentheden van die jaren, mitsgaders door eenige lust tot de dicht-konste gedreven zijnde, hadde nu ende dan soo eenige minnelijcke Sinne-beelden, dat is, geckelijcke invallen, daer henen gestelt; welcke ten dien tyde by ons (als in andere saecken als doen besich zijnde) aen d'een zijde geleydt, ende nu wederom, in't doorsien van eenighe oude papieren, ons in de handt ghevallen wesende, hebben, door oversien van de selve, als in een spieghel ontdeckt, hoedanich den vorigen stant onser onbesuyselder jonckheyt is geweest, ende, by gelegentheydt van die bedenckinge, gemerckt de groote vriendelijckheydt des goeden Gods t'onswaerts, onse herten in dier voegen geopent hebbende, dat wy de ydelheydt der dommer jeught nu niet alleenlick als met handen tasten, maer oock metten gemoede verfoeyen konnen.

Desen onvermindert (midts wy nu vande becommeringe onses vorighen staets, door Gods sonderlinge goedertierenheyt ontlast waren) hebben ten selven tyde in ons gevoelt, ick en weet niet wat vernieuwinge vande vermaeckelijckheydt die wy wel eertijdts tot de dicht conste in ons hadden gespeurt; waer door wy allencxkens verloct, ende als soetelijck verleydt wesende, zijn verwect geworden, om naer gelijckmaticheyt onser jegenwoordige gelegentheydts, de ydele Minne-beelden onser jonckheyt tot Sinne-beelden van stichtelicker bedenckingen, t'onser oeffeninge te gebruycken; om alsoo door dese maniere van schryven, als een beworp ende afbeeldinghe vanden wonderbaren ende veranderlijcken loop des menschelicken levens in dit werck te vertoonen, ende alsoo mijn selven ende andere aen te wysen hoemen uyt een domme jeucht, tot een gesette manheyt, ende van daer tot een stichtelicke ouderdom, behoort te klimmen; om alsoo, by middel van een pryselicke veranderinge, sijn vorige genegentheden t'elcken in beter als te versetten; mitsgaders (gelijcmen te voren dapper ende vierich is geweest tot de hittige begeerlickheden ende harts-tochten der wulpscher jonckheydt) de scherpheydt ende hevicheydt der selver te verkeeren t'elcken tot een beter eynde, niet rustende