Pagina:Publications de la société d'archéologie dans le duché de Limbourg, volume 1 , 1864.djvu/167

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

– 157 –

en Maastricht en over de Abdij van St. Servaas, zijnde van deze graafschappen gescheiden. Het vierde deel spreekt over Maastricht op zich zelf. Regten van den bisschop van Luik, verdeeling der parochiën, regten van den Keizer. Het graafschap Maastricht onder de graven van Leuven. Vijfde deel: Maastricht onder twee Heeren; het wordt tot stad verheven; civiele en militaire regeringsvorm onder de Prinsen van Luik en de Hertogen van Braband. Zesde deel: Maastricht onder de heerschappij der Staten-Generaal van de vereenigde Nederlanden, en onder die van den Prins bisschop van Luik. Ziedaar in korte woorden den inhoud van het werkje.

Wie is nu de schrijver dezer belangrijke nasporingen? AI de ons bekende handschriften zijn zonder naam of jaartal. Het laatst door den schrijver aangehaalde jaar is 1787. Sprekende van eene overeenkomst gesloten den 9 Nov. 1750 tusschen den Magistraat en den gouverneur-militaire der stad zegt hij: "Welk accoort ik dikwijls heb hooren taxeren als zeer prejudiciable voor de stads-finantiën." De schrijver leefde dus in de tweede helft der achttiende eeuw.

Wijlen de Heer Dr Frans Van de Ven, geneesheer en schoolopziener te Bunde, die ons deze handschriften ten geschenke gaf, verklaarde, dat zij afkomstig waren uit de familie de Lenarts,en geschreven door den grootvader zijner huisvrouw L. E . de Lenarts "peymeester" der stad Maastricht. Edoch de Heer Ant. Perreau, te Tongeren, die meerdere bescheiden uit deze familie in bezit heeft, en dien wij dienaangaande raadpleegden, maakte ons de vriendelijke opmerking, dat, alhoewel eenige leden der familie de Lenarts dokumenten over Maastricht vergaderd hadden, hij zich echter niet herinnerde, of de "peymeester" L. E. de Lenarts van dat getal was. Deze schrijvers—zegt hij—leefden in de XVIIde eeuw.