Pagina:Publications de la société d'archéologie dans le duché de Limbourg, volume 1 , 1864.djvu/17

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 11 —

tervolgens of gelijktijdig afgeloopen door de Franken, Vandalen, Allanen, Suëven, Saksers, Friezen en andere barbaren, naar mate de groote optogt van Germanje tot bemagtiging der wereldheerschappij plegstatig voorwaarts trok. De sluizen van het kille noorden zijn nu geopend, de wateren zwellen aan, stijgen op, het onweêr loeit, het wrak der oude wereld gaat verzinken, doch de ark der Christenheid drijft op den vloed en draagt in haren schoot het kostbare zaad eener nieuwe beschaving. Toen de wateren gezakt waren, was de aarde weder woest en ledig. Het laatste Heidensche rijk was weggespoeld en de stamelende kindschheid van het Christelijke Europa ging beginnen.

Nadat de omzwervende horden een vast verblijf genomen hadden, vond men in Nederland de Friezen en de Franken. In de VIIIste eeuw heeft de Frankische stam eene nieuwe wereldheerschappij opgerigt, op Christelijken voet geschoeid. Het rijk van Karel den Grooten, door Velleda voorspeld, was eindelijk vervuld. De Nederlanden werden even als de andere provinciën door kroonbeambten bestuurd, die alles regelden, wat krijgszaken betrof en tevens regt spraken.

De oudheidkundige vindt bij den eersten oogopslag in deze periode van overgang eene nieuwe, eene meer Duitsche en meer nationale rigting. De meeste gedenktekenen van het jonge Christendom hier te lande dagteekenen uit de eerste helft van dit tijdvak. De graf- en gedenksteenen zijn als christelijk erkenbaar door het aanhalen van den sterfdag des overledenen, door de vrome spreuken: quiescit in Domino, migravit ad Christum of door de zinteekenen der eerste Kerk: den visch of den palmtak. Het beeldwerk van dit tijdstip is kantig, ruw en onbeschaafd; de proportie en de anatomie zijn verwaarloosd; het marmer van Carara wordt ver-