Pagina:Publications de la société d'archéologie dans le duché de Limbourg, volume 1 , 1864.djvu/188

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

— 178 —

Dewijl de reguliere geestelykheyt by verloop van tyt tot luyster van deze landen gedient heeft, schynt het my niet ondienstigh alhier om een weinigh met den oorsprongh derzelve op te houden, te meer omdat boven aangehaald Concilie haar tot grondslagh dient.

Wanneer op het eynde der derde eeuw de vervolgingh der Christenen in het Oosten zeer hevigh was, trokken zich vele geloovigen in de Thebaïde of Egyptische woestyn terug om aldaar in volle vryheyt penitentie te doen. Naar mate hun yver verdubbelde, werd deze woestyn ook meer beplant door eenzame bewoonders die men monachi noemde, levende de eene gansch alleen gelyk Paulus, de andere metgezellen gelyk Antonius, een derde onder het bestuur van een opperhoofd gelyk Pacomius. De twee eerste soorten voerden den naam van Eremijten of Kluyzenaars, de laatste werden Cenobiten genoemt. Het monachaal leven was in het Oosten, in weerwil der kerkvervolgingen tot eenen zekeren luyster geklommen en had reeds legioenen navolgers opgelevert voor dat het verre Westen door de voetstappen van deze dienaren Gods bewandelt werd. Dit tydstip schynt eerst gekomen te zyn na den dood van Antonius, wanneer bisschop Athanasius door de pelchrims opgewekt, het leven van Antonius in schrift uytgaf. Copiën van dit handschrift werden door Gallië en Italië verspreyd en wekten de lezer tot het kiezen der eenzaamheyt[1]. Denkelyk ontstonden op deze wyze de twee eerste soorten van Moniken die wy in deze landen ontmoeten, Errantes en Cerabiten genoemt, welke laatste in de nabyheyt der kerken en kasteelen, twee of drie te zamen leefden, doende een handwerk om de kost in het gemeen te winnen, lovende God in al hunne werken.

  1. Flenry: Mœurs des Chrétiens, fol. 184. Fleury Inst. Jur. Feel. pars I, Cap. 21. Annales Trever ad annum 357.