Pagina:Publications de la société d'archéologie dans le duché de Limbourg, volume 1 , 1864.djvu/22

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

— 16 —

geschiedenis zijn tot eenen grooten stroom zamengevloeid. Bourgondië heeft al de provincien verzwolgen. Weldra verschijnt voor de derde maal een Keizer als bewindvoerder aan haar spits, vergadert de laatste brokkels van ons gesplitst vaderland en levert hetzelve gaaf en bloeijend aan zijnen zoon, in wiens handen de scepter van Nederland andermaal gebroken wordt.

Mijne Heeren, het droevige tijdstip der Nederlandsche beroerten behoort niet meer tot mijn bestek. Ik kan echter niet nalaten U te zeggen, dat ook hier de oudheidkundige gewigtige diensten aan de Geschiedenis zal leveren. Er is misschien geen tijdperk, waarin de eenzijdige opvattingen en de listige kuiperijen zulke groote rol spelen dan in deze épisode. IJdele, halfbewezene beschuldigingen worden door laster en bekladding gestaafd. In de beide rigtingen heeft men alle kunstgrepen aangewend om leugen in waarheid, regt in onregt te verkeeren. Wat zich niet verdraaijen liet werd verzwegen en wat moest gezegd worden verkeerd uitgelegd. De eene zoekt de oorzaak der groote omwenteling in de vrijheidsliefde van het volk, een ander in het centralisatie-stelsel van den laatdunkenden Filips, een derde in de zamenzwéring van den adel, of in de onverdraagzaamheid van Rome en de onbuigzaamheid van Geneve. Mijne Heeren, waar is de oplossing dezer tegenstrijdige gevoelens te vinden? Is het niet in de archieven onzer steden en provincien? En wien valt wederom de eer ten deel om die nasporingen te doen en de waarheid aan het daglicht te brengen? Is het niet den oudheidkundige?

Ziedaar, Mijne Heeren, wat ik U meende te zeggen over de werkzaamheden, die de kenner der oudheden te verrigten heeft in verband met de geschiedenis der Nederlanden. Het is nu tijd om te eindigen; de nieuwere geschiedenis behoort niet meer tot ons terrein. Wij hebben