Pagina:Publications de la société d'archéologie dans le duché de Limbourg, volume 1 , 1864.djvu/252

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

— 236 —

Austrasié had plaats gehad, door graven, geassisteert door hunne vicarii, centenarii en scabini, geregeerd werden[1]; staande deze graven onder het opperbevel van den koningh[2] en van de hertoghen van Lotharingen.

De schryvers stemmen meestal toe, dat de eerste hertogh van dit gewest is geweest Giselbert, zoon van Raginerius, grave van het Ardensche woud[3], schoonzoon van keyzer Hendrik den vogelaar en zwager van keyzer Otto, een man zoo uytsteekent door zyne talenten, als door zyne geboorte en kloeke daaden, die na de verwoestingh der Noormannen in den jare 921 in huwelyk is getreden met Gerberga, s' Keysers dochter. Deze Gerberga kreegh van haren vader het kasteel Meersen ten huwelyk en zy dede hetzelve present aan de abdy van Reims[4], in Champagne, die er een prioraat van maakte met vier prebenden[5].

Zeer gemakkelijk was het te begrypen, dat de waardigheyd, waartoe Giselbert verheven was, een voorwerp zoude worden van ambitie voor de andere heeren van het Lotharingsche gebied; ja het was zelfs te vreezen, dat de persoon van Giselbert eene jaloersheyd zoude verwekken, die de algemeene rust zoude kunnen benadeelen, want het misnoegen was alreeds op zekere

  1. Ibidem ad annum 914.
  2. Karel, zoon van Lodewijk van Germanie, Arnold, zijn neef, Zwentibold en Lodewijk waren achtervolgens koningh van Lotharingen.
    (J.H.) 
  3. Anderen beweren, dat Raginerius de eerste Hertog van Lotharingen geweest is, en door Karel den eenvoudigen in 915 tot dezen rang verheven werd.
    (J.H.) 
  4. Over de proostdij Meersen, die gelijk Domremi, de geboorteplaats van Joanna van Are, eene bezitting was der Abtdij van St-Dénis, te Reims, leze men: De Ram: Notice sur des chartes relatives à la prévoté de Mersen, Bulletins de l'académie royale de Belgique, XIX n° 7.—Alex. Schaepkens, Cartulaires de la prévôté de Meersen, bl. 135 van deze publicatien.—C, Ubaghs, Geschiedenis van het land Valkenburg, bl. 109.
    (J.H.) 
  5. Het diploma der schenking is te vinden: Butkens I, preuves, bl. 14.