Pagina:Publications de la société d'archéologie dans le duché de Limbourg, volume 1 , 1864.djvu/253

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

— 237 —

aangezigten te leezen en scheen niets meer dan eene voordeelige gelegenheyd af te wachten, om met ter daad te voorschijn te komen, en den wrevel met geweld te laten uytbersten. Dit tydstip was niet zoo zeer verwydert als men op het eerste oogslagh wel zou kunnen denken, want Conraad, koningh van Duytsland en van Lotharingen, door zyn dood de kroon van het duytsche ryk uyt den stam van Karel den Grooten gebraght hebbende, werd Lotharingen de beerenhuyd, waar Vrankryk en Duytschland, eene pels af zoghten te dragen. Binnen twee eeuwen veranderde dit land zeven maal van meester.

Dit was de gelegenheyd, die door de misnoegde Lotharingsche heeren en graven aangegrepen werd om zigh in hunne zetelplaatsen te versterken, en zigh zoo doenelyk van alle oppergezagh los te rukken. Onder voorwendsel van hunne sprengsels tegen de barbaarsche invallen te beveyligen, hadden zy kasteelen opgerigt, dezelve met graghten en bolwerken omcingelt, en in staat gestelt om alle militaire maght het hoofd te bieden[1]. Onder deze kasteelen die voor en na werden aangelegd, om tot hunne residentie en tot hoofdplaats hunner districten te dienen, tellen de schryvers het slot van Namen by de Lumacenses[2], het kasteel van Kevermunt in het Ardensche bosch[3], het kasteel van Luxemburg, dat Sigefried in bezit nam[4], dat van Limborgh door Hendrik van Emblève te leen bekomen[5] , dat van Loon[6], door Rudolf van Carbonarië, schoonzoon van Agolram, in het Hesbaan-

  1. Oppida, munitionesque primores gentis pro re et arbitrio extruebant. Brouwer.
  2. Brouwer ad annum 961.
  3. Chèvremont by Luyk.
  4. Brouwer ad annum 903.
  5. Volgens Ernst was de eigenlijke stichter van het kasteel Limburg niet graaf Hendrik, maar diens vader Waleram graaf van Arlon. Zie S.P. Ernst: Histoire du Limbourg, tom. II, pag. 127.
    (J. H.) 
  6. Mantels fol. 35. De naam Loen of Loo betekent bosch,