Pagina:Publications de la société d'archéologie dans le duché de Limbourg, volume 1 , 1864.djvu/259

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

— 241 —

Trier[1]. Deze gift werd door Zwentibold en zyne opvolgers goedgekeurd[2]. De Abdyen van Fosses en Lobbes, de steden van Tongeren en Mechelen en meerdere plaatsen[3], mitsgaaders tol en munte, zoo te water als te land, binnen Maastricht, aan den Bisschop van Luyk, door koning Lodewyk gegeven en door keizer Otto III goedgekeurd[4] . Het graafschap Haspingh met tol en

  1. Brouwer ad innam 889.—Men vindt het diploma dezer schenking bij Miræus, I, p. 250.
    (J.H.)
  2. Brouwer ad annos 898, 919, 923.— Zie Miræus op. dipl. I. p. 251, 255, 256, 259, 870.
    (J.H.)
  3. Chapeauville,tom. I, p. 209, 211.
  4. Diploma Ludovici annu 908, Chapeauville, I, p. 168 en Dipl. Ottonis anni 985, Ibidem p. 209 . Het is uit deze twee handvesten, dat de Luiksche schrijvers,—afgezien van de regten, die uit den tijd van Lambertus en diens voorzaten afstammen—den eerst geschreven oorsprong zoeken der heerschappij van Luik over Maastricht. Koning Lodewijk, verhaalt in zijn diploma van het jaar 908, dat hij in het bisdom Luik, de schenkingen bevestigt, die vroeger aan de bisschoppen van Tongeren gedaan waren. Onder anderen bekrachtigt hij het regt van Tol en Munt te Maastricht, door hem met toestemming van graaf Albuinus, vroeger aan dat bisdom gegeven, "telonium et monetam de Trajecto, nostra donatione cum concensu Albuini, eo tempore illius comitis, concessa". Om te weten, welke voorregten dat regt van tol en munt in zich bevat, nemen wij onze toevlugt tot de goedkeuring van dit diploma door Keizer Otto III, in 985 gegeven, alwaar gezegd wordt: "quidquid poterat exigere jus regale fisci in moneta et telonio", waaruit wij besluiten, dat dit regt over munt en tol, één jus regale, één koninklijk regt was, en bij gevolg één regt, dat eene wezenlijke heerschappij over de stad Maastricht, in zich besloot. De waardering der woorden moneta en telonium zullen deze zienswijze nog meer bevestigen. Telonium of tolregt is eene taks, die geligt werd op de koop- en andere goederen, en stemt eenigzins overeen met onzen koninglijken ontvang der in- en uitgaande regten. Het wegschenken van tolregt was destijds zeer in voege. Keizer Otto schonk, in 960, den tol van Eyck aan graaf Ansfried van Teisterbant en verplaatste denzelven naar Kessenich. Dezelfde Keizer schonk, in 973, den Kater-tol, op de IJssel, aan de de Abdis van Elten. In 1038, kreeg Keizer Koenraad in het hoofd, om den aartsbisschop van Bremen, Bezelinus, den tol van Stade, op de Elbe, te verleenen. Het stof van Koenraad en Bezelinus is reeds lang verwaaid en de tol van Stade wordt nog heden, gelijk over negenhonderd jaren, door het Hanoversche gouvernement, als opvolger van Bisschop Bezelinus, verheven. De tol van Maastricht werd geheven op de schepen der Maas, op de brug, op het plein, in de wijken en bij het in- en uitgaan der stad: "tam in navibus et ponte, quam in faro et vicis, exitibus et reditibus ipsius loci." (Dipl. Ottonis, Chapeauv. p. 211). Een dusdanig tolregt, in handen van den bisschop van Luik, vormde reeds op zich zelf een zeker oppergezag over de stad Maastricht. Laat ons nu eens zien wat het muntregt daar nog bij voegde. Monetæ of jus monetǣ, welk woord, gelijk ook telonium, in de handvesten der Xde en XIde eeuw zeer dikwijls voorkomt, is eigenlijk hei regt om munt te slaan. Daar evenwel dit regt soms gege-