Pagina:Publications de la société d'archéologie dans le duché de Limbourg, volume 1 , 1864.djvu/266

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

— 248 —

te rade gaat, moet men rondborstigh verklaren, dat er geen gedeelte van Hesbanië in het publiek minder bekend is geweest dan het kleyne graafschap Maastricht. De reden hiervan is niet wel met zekerheyt te melden, maar aan gissinghen plaats gevende is het te denken, dat door de translatie van den bisschopsstoel de handel en het verkeer zyn verflouwd en de gemeene ingezetenen tot hare landwinningh en scheepsvaart zyn terughgekeert, twee vreedzame hanteringhen, die niet luyster genoegh hebben gehad, om de ambitie en de talenten der schryvers op te wekken. Want deze geven in het algemeen, in hunne historiën den voorkeur aan de volkeren, welkers daaden met glans te voorschyn komen, als oorlogh voerende, zwaren handel dryvende, edele kunsten exercerende en dergelyke, en zyn weynigh verlegen voor die natiën, welke in stilte haren levensloop vervolgen en haren tyd met enkele landbouwingh overbrengen; zulke zyn voor hen niet anders dan brood bezorgende slaven.

Daar echter van Opperhesbey ook geen gewagh wordt gemaakt, zoo zoude daarvan ook wel de rede kunnen zyn, dat deze twee kleyne graafschappen niet erfelyk zyn worden weggegeven, maar door tydelyke graven namens den hertogh van Lotharingen zyn in stilte, reght en vrede bestierd geworden; terwyl de naastgelegene erfelyke graven, om hare maght verder uyt te breyden, zich in kostbare ende luydruchtige oorlogen staken. Wat hier van zij of niet, wy zullen deze questie ter zyde stellen en ons vergenoegen uyt het diploma van Lodewyk (908) op vastengrond neder te stellen, dat Maastricht een effectief graafschap was, onder het bestuur van Albuinus, die in het dorp van dien naam, als in de hoofdplaats resideerde ende een geheel distrikt onder zyn bevel had[1]. Immers wy

  1. Daar volgens bet diploma van koning Lodewyk, het regt van munt en tol te Maastricht, zoo op de Maas, als aan de poorten, op het plein en