Pagina:Publications de la société d'archéologie dans le duché de Limbourg, volume 1 , 1864.djvu/268

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

— 250 —

zuydwaarts gesepareert door de rivier de Jeker[1], die tot aan het Luyksche dorp Kan[2] tot limiet diende, behoudens een kleyn strookje gronds, waarover men nogh becommert was ofte het aan dit graafschap of wel aan St-Pieter, of aan de Abtdy van St. Servaas behoorde; het overige tusschen deze rivier en de Maas[3] was door de voormelde Loonsche dorpen afgepaalt. Wat de overzyde van de Maas aanbetreft, zoo moeten wy opmerken, dat de graaf van de Segniërs of Gulkenaars, een gedeelte van zyne jurisdictie aan ridder Volcaldus van Burc onder den naam van Malbergh[4], dat in dien tyd hof van justitie beteekende[5] heeft afgestaan, welke plaats den naam van zynen nieuwen meester aannemende, Valcoburc is genoemd worden, een naam, die naderhand in Valkenborgh is veranderd[6]. Ten tweede, dat de jurisdictie

  1. Ecclesia divi Petri habens inter se et Trajectum limitem quemdam Jecoram fluviolum. Nicolaüs scriptor anni 1120. Chapeauville, tom. I, f.408.
  2. Louverex pars I, cap.3, § 11, n°50.
  3. Maas latijn Mosa. Volgens Kilian beteekent het oud germaansche woord Mose een moeras.
    (J.H.)
  4. Brouwer Dipl. Triv. I, fol. 690 .
  5. Ibidem fol. 168.
  6. Onze schrijver is de eenige niet, die iets over den oorsprong van het slot en stadje Valkenburg durft wagen. Er zijn er die beweren, dat dit stadje eene bezitting en buitengoed is geweest van den H. Falco, (523— 527), bisschop van Maastricht, die er, wegens deszelfs aangename ligging, dikwijls zoude vertoefd hebben, en dat het tevens van hem zijnen tegenwoordigen naam ontving. Anderen, zijnen oorsprong nog hooger opvoerende, trachten den naam van Valkenburg in verband te brengen met de Romeinsche zetelplaats Cortotallum, voorkomende op de kaart van Peutinger en schrijven alsdan, om in den zin der woorden eenen zweem van gelijkheid te vinden, Cortotallum en Valkenberg. Ten derde zijn er die de hooge ligging van het slot tegenover de lage stelling van het stadje in aanmerking nemende, van het slot den naam geven van Wolkenburg, dien zij dan metaphoricè op het stadje toepassen. Anderen eindelijk—en dit schijnen ons de verstandigste te wezen—leiden dien naam af van eene soort roofvogels, die op de kasteelen getemd en tot de jagt gedresseerd, een der uitgelezenste vermaken waren van het ridderdom in de middeleeuwen. Inderdaad de valk heeft meermalen de eer gehad van zijnen naam te mogen schenken aan steden en kasteelen. Getuigen daarvan zijn, Valkenswaardt in Noord-braband, Valkenau in Bohemen, Valkenlust bij Bonn, zes plaatsen met den naam van Valkensteyn en zeven met dien van Falkenburgh, allen over Duitschland en de Nederlanden verspreidt. Het wapen van de tegenwoordige gemeente en voormalige schepenbank Valkenburg is een veld van azuur beladen met een slot op wiens toren één en aan wiens voet twee valken zitten.
    (J.H.)