Pagina:Publications de la société d'archéologie dans le duché de Limbourg, volume 1 , 1864.djvu/270

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

— 252 —

Buyten en behalven deze dorpen was nogh in het graafschap, tusschen den kloostercingel van St-Servaas en de rivier de Jeker, aan den ingank van het dorp Maastricht, een terrein gelegen, dat de Commer of Commet genoemd werd[1]. Deze plaats werd door den wegh van Montenaken in hoogen en lagen Commel verdeelt.[2] De hooge Commel, aghter St-Servaas klooster gelegen en toebehoorende aan de Abdy, is Commer van St-Servaas en daarna Tweebergen genoemd; hy viel in partagie aan den Hoogh-proost van het kapittel[3]. De lage Commel in tegendeel, zynde gelegen tusschen den weg van Montenaken ende den Jeker, gehoorde half onder de jurisdictie van het graafschap en half onder die van St-Pieter, te weten: de oostzijde aan het dorp Maastricht, onder het graafschap en is daarom graafschaps Commer genoemd, en de westzyde onder St-Pieter en is daarom Bisschops Commer geheten.

  1. De Lenarts, die onverschillig Commer en Commel schrijft, schijnt een eigenaardig gevoelen over den oorsprong van dezen naam aan te kleven. Hij noemt den commer "een kleijn strookje gronds, waarover men becommert was, ofte het aan het graafschap Maastricht, of wel aan St. Pieter of aan de abdij van St. Servaas behoorde." Daar dit strookje gronds zetelplaats is geweest eener schepenbank zoude men zijnen naam ook kunnen zoeken in het woord Kommeren, panden, in boete slaan. In handvesten van de 14de en 15de eeuw komt de Commel voor onder den naam van Comena (1380) en op die Comeijnt (1429), welke zegswijze schijnt in betrekking te staan met de woorden camijn en caminata, die in de middeleeuwen, niet zelden gebruikt werden om een gebouw bij uitstek, een kasteel aan te duiden. Van Heilerhoff leidt het woord Commel af van cumulus, tumulus, culmen, waarvan het fransch comble. Dit laatste gevoelen schijnt ons des te meer gegrond, omdat in de omstreken der stad meerdere hooge punten, onder den naam van Commel bekend zijn.
    (J.H.)
  2. Zie de limietscheydingh tusschen den Vroenhoff, Tweebergen en Maastricht.
  3. Het is uyt hoofde dat het tegenwoordigh Minderbroeders klooster op den Commer van St-Servaas of Tweebergen gelegen is, dat de stad nogh heden aan den hoogh-proost dertien vaten rog 's jaars betaalt, als geweest zynde de schutten hoff, die aan de stad is gekomen. Zie Magistr. notulen van 8 Maart 1016 en 12 July 1706.