Naar inhoud springen

Pagina:Reize door de majorij van 's Hertogenbosch.djvu/78

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
(66)

door den Priester ook nog het zoo genoemd St. Quiryn-water verkocht; hetzelve zou zeer goed weezen voor zeere hoofden en kwaade beenen. – – Van Nunen ging ik naar Zon en Breugel. Deeze beide Dorpen worden door de rivier de Dommel van malkanderen geſcheiden. De toorens deezer plaatzen zijn zeer ſchoon en voorzien van hooge ſpitzen, welke zeer wel naar elkanderen gelijken, en dus denklijk door eenen bouwmeester geſticht. De Kerk van het laatſte Dorp is een groot gebouw en eene regte Kruiskerk zonder een eenigen Pilaar en dus een kunstſtuk. Het gewelf, dat beſchilderd is, pronkt met eenige in Monniks-latijn en met Monniken-letters geſchreeven opſchriften, doch voor het overige zijn die van weinig aanbelang. – Buiten Zon ten westen treft men een geheelen keten van bergen of liever heuvels aan, welke zich zeer ver uitbreiden. Eén deezer heuvels is bekend onder den naam van Potjens-berg, welke zeker de oplettendheid van ieder Natuurkenner waardig is, want in het midden van deezen heuvel of berg treft men eene laagte aan, zoodat, als men in dezelve is, men over de randen van den heuvel niet kan heen zien; deeze laagte is bedekt zelf vrij diep met een geelächtig, doch zeer naar het wit hellend, zand, op de oppervlakte van hetzelve vind men ſtukjens, het een grooter dan het andere van allerlei gedaante, ſommige vrij regelmaatig, beſtaande uit eene ſoort van Oer of IJzerërts; eenigen deezer ſtukjens zijn hol als een klein bakjen of kopjen; de kinderen verzamelen dikwijls dezelve, om

'er