Pagina:RomeinscheGeschiedenissen1.pdf/293

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen


241GESCHIEDENISSEN.

I.
BOEK
IV.
HOOFDST.
de heldhaftigste dapperheid niet kunnende ontslaan van den geduurigen aanval zijner nabuuren, die zich door eene bloedige ondervinding naauwlijks uit de verkeerde verbeelding lieten brengen, als of hij een bloodaart was, besteedde de Koning de enkelde oogenblikken van tusschenpoozing des oorlogs met zulk eene edele gierigheid, om zijn rijk inwendig te verbeteren, dat waarlijk alle die verbeteringen den besten Vorst niet zouden onwaardig geweest zijn, schoon hij eenen vrede van eene halve eeuw genooten had. Elke zijner overwinningen veranderde een aanmerklijk getal zijner vijanden in onderdaanen van zijn rijk, aan wier trouw hem zijne edelmoedige behandeling en de aanneming van hun tot burgers niet toeliet te twijfelen. De stadsmuuren konden de vermeerderde burgers niet langer bevatten: hij trok ´er den Aventynschen heuvel binnen, viens digte laurierbosschen plaats maakten voor eene menigte regelmaatige gebouwen, en die te gelijk strekken moesten tot eene sterkte tegen allen vijandlijken aanval.(1)

(1) Dion. hal. L. III. p. 180, 181, 182.