Naar inhoud springen

Pagina:Shakspeare, Othello de Moor van Venetië, vert. Jurriaan Moulin (1836).pdf/102

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
nog niets van zijn eervol fortuin: als gij hem wilt oppassen bij zijn heengaan, (en ik zal 't zoo bedisselen, dat het tusschen twaalf en één geschiedt,) zoo kunt gij hem pakken naar believen. Ik zal bij de hand zijn om u bij te staan, en hij zal tusschen ons beiden vallen. Kom, sta niet bedremmeld, maar ga met mij; ik zal u de noodzakelijkheid van zijnen dood zoo duidelijk maken, dat gij u verpligt zult rekenen, hem denzelven toe te dienen. Kom, het is nu hoog tijd om te gaan souperen; het loopt naar middernacht: aan 't werk.

RODRIGO.

Ik wil uwe redenen verder hooren.

JAGO.

Gij zult tevreden zijn.
(Af)


DERDE TOONEEL

Eene andere zaal in het kasteel.

OTHELLO, Lodovico, DESDEMONA, en EMILIA,
met gevolg.


LODOV.

Ik bid u, doe geen moeite verder, heer.

OTHELLO.

ô, Met verlof, het wandlen doet mij goed. 

LODOV. 

Vaarwel mevrouw, ik ben u zeer verpligt. 

DESDEM. 

Gij waart ons welkom, heer. 

OTHELLO.  

Kom; wilt gij wandlen?

 

ô, — Desdemona, — 

DESDEM. 

Mijn gemaal, — 

OTHELLO. 

Ga fluks naar bed, ik kom terstond terug: 
En zend uw kamervrouw van hier, zie toe, 
Dat zulks geschiedde. 

DESDEM. 

't Zal geschieden, heer. 
(OTHELLO, Lodovico, en gevolg af.)

 

EMILIA. 

Hoe gaat het nu? hij ziet thans vriendlijker.