Naar inhoud springen

Pagina:Shakspeare, Othello de Moor van Venetië, vert. Jurriaan Moulin (1836).pdf/107

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
Of Cassio hem, of laat ze elkaâr verslaan;
Hoe ' t ga, ik win altijd: want leeft Rodrigo,
Zoo vordert hij terug al wat ik hem
Aan goud en aan juweelen heb onttroond,
Kwanswijs voor Desdemona ten geschenk':
Dat gaat niet: en als Cassio overblijft,
Verspreidt zijn leven dagelijks een glans
Die mij bezwalkt; behalve dat, de Moor
Kan mij verraân; dat zou gevaarlijk zijn:
Neen, sterven moet hij: stil, ik hoor, hij komt.

CASSIO treedt op.

RODRIGO.

Dat is zijn gang: hij is 't; — schavuit gij sterft.
(Hij valt uit zijne hinderlaag op CASSIO aan.)

CASSIO.

Die stoot ware inderdaad mijn ondergang,
Waar' niet mijn krijgsrok sterker dan gij denkt;
Thans d' uwen eens beproefd.
(Hij trekt, en kwetst RODRIGO.)

RODRIGO.

ô, 'k Ben getroffen!
(JAGO springt te voorschijn, houwt CASSIO
in 't been, en sluipt weg.)

CASSIO.

'k Ben levenslang verminkt! hé, help! moord! moord!
(Hij valt.)

OTHELLO treedt op een' afstand nader.

OTHELLO.

De stem van Cassio; Jago houdt zijn woord.

RODRIGO.

ô Booswicht die ik ben!

OTHELLO.

Hoor, ' t is wel zoo.

RODRIGO.

ô Help! hé, licht! een wondarts!

OTHELLO.

Hij is ' t; — ô wakkre Jago, braaf en trouw.
Gij die den smaad uws vriends zoo diep gevoelt!
Gij leert me; — uw lief, juweeltje, ligt geveld.
En u ook naakt de straf: — ik kom, boelin!
Weg met dien tooverblik! zijn klaarheid sterft;