Naar inhoud springen

Pagina:Shakspeare, Othello de Moor van Venetië, vert. Jurriaan Moulin (1836).pdf/124

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

-- 116

Als iemand die verblind te hevig minde ; Als iemand die , schoon wars van jaloezij , Misleid , tot de uiterste verviel ; wiens hand, Gelijk de domme Indiaan , een paarl verwierp , Meer waard dan heel zijn stam ; als een wiens oog, Schoon ongewoon aan smeltend zielsgevoel , Van tranen droop , gelijk Arabiëns Geboomte druipt van balsem ; schrijf dat neêr: Vervolgens meld, dat ik te Aleppo eens ,Wanneer een Muzelman boosaardiglijk , Den staat belastrend , een' Venetiër sloeg, Dien ongedoopten hond greep bij den strot , En trof , ― aldus. (Hij doorsteekt zich.) LODOV. ô Bloedig einde ! GRATIAN. Elk woord is hier verspild. OTHELLO. Ik kuste u eer 'k u doodde ; en nu , aldus

(Hij valt op DESDEMONAAS lijk. ) Mij-zelven doodend , sterf ik met een kus. CASSIO.

(Hij sterft.) Ik vreesde dit ; maar dacht, hij had geen zwaard ;

LODOV.

Want zijne ziel was groot. (Tot Jago. ) Spartaansche hond, Meer gruwzaam nog dan hartzeer , honger , zee, Aanschouw het treurtooneel op deze koets ; Dat is uw werk. - Dit schouwspel grieft het oog ; Bedek het. - Gratiano , neem dit huis ,

En 's Mooren eigendommen in bezit, Thans zijn ze de uwe. Aan u , heer Gouverneur ,

Verblijft het vonnis dezes helschen schurks ; Tijd, plaats en graad der straf; - ô maak ze streng ! Ik wil terstond aan boord , en geef den raad , Vol rouw , verslag van deze jammerdaad. (Af.)-