Naar inhoud springen

Pagina:Shakspeare, Othello de Moor van Venetië, vert. Jurriaan Moulin (1836).pdf/15

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
Hoe hebt gij haar herkend? — ö Gij bedriegt me
Te zeer! — Wat zeide ze u? — Meer fakkels! Wekt
Mijn vrienden alle! — Mooglijk wel getrouwd?

RODRIGO.

Ja, ik geloof, getrouwd.

BRAB. Ach hemel! — Hoe ontvlood zij? — O Verraad

Van 't bloed! Vertrouwt uw dochters, vaders, langer niet
Naar oogenschijn. — Bestaat er tooverkracht,
Waardoor eens meisjes prille maagdlijkheid
Verleid kan worden? Rodrik, laast gij nooit
Van zulke dingen?

RODRIGO.

Ja heer; ja, gewis.

BRAB.

Ga, wek mijn broeder. — O, Hadt gij haar toch! —
Deels daarheen, de andren dezen weg. — Weet gij
Waar ik haar kan betrappen met den Moor?

RODRIGO.

Mij dunkt, ik kan hem vinden; als 't u belieft
Mij te geleiden met een sterke wacht.

BRAB.

O, Ga vooruit. Ik roep aan ieder huis;
Ik kan des noods gebieden: — wapent u!
En haalt een paar officieren van de wacht.
Welaan, Rodrigo, kom; 'k vergeld uw moeite.
(Af)




TWEEDE TOONEEL.

Eene andere straat in Venetië.

OTHELLO en JAGO, met gevolg.


JAGO.

Ofschoon ik menschen in den krijg versloeg,
Zoo maak ik evenwel gewetenszaak
Van voorbedachten moord; mij faalt de boosheid
Soms, om mij dienst te doen: tien — twintigmaal
Heb ik een' ribbestoot hem toegedacht.