Naar inhoud springen

Pagina:Shakspeare, Othello de Moor van Venetië, vert. Jurriaan Moulin (1836).pdf/17

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
Een goede nacht, zij u gewenscht, mijn vrienden!
Wat nieuws?

CASSIO.

De doge groet u, generaal;
En vordert dat ge in aller ijl verschijnt,
Op 't oogenblik.

OTHELLO.

Wat, meent gij, is de reden?

CASSIO.

Van Cyprus iets, indien ik raden mag;
Het is een zaak die spoed eischt; van de vloot
Kwam dezen avond ren- op renbo aan,
Elkander spoedig volgend op den voet;
Veel senatoren zijn bereids vergaard
In 's dogen huis; men vraagt met drift naar u,
En daar men u niet in uw woning vond,
Zoo zond de raad een drietal boden uit,
Om u te zoeken.

OTHELLO.

Goed dat gij mij vondt.
'k Zal een paar woorden spreken hier in huis,
Dan volg ik u.
(OTHELLO af.)

CASSIO.

Vaandrig, wat maakt hij hier?

JAGO.

Hij heeft deez' nacht een landgaljoen gekaapt,
En is het wettig prijs, 't maakt zijn fortuin.

CASSIO.

'k Begrijp u niet.

JAGO.

Hij is gehuwd.

CASSIO.

Met wie?

Othello komt terug.

JAGO.

Wel, met — kom, gaan we, généraal?

OTHELLO.

Komt, voort.

CASSIO.

Daar komt een andre troep om u te zoeken.

BRABANTIO en RODRIGO, gevolgd door gewapenden en fakkeldragers.

JAGO.

Het is Brabantio: — laat u raden, generaal;