Deze pagina is proefgelezen
BRAB.
- Naar den kerker,
- Tot dat de vierschaar u naar loop des regts
- Tot reekning roept.
OTHELLO.
- Indien ik nu gehoorzaam,
- Hoe zal de doge daarmee zijn gediend,
- Wiens afgezanten mij ter zijde staan,
- Om mij, in staatsbelangen van gewigt,
- Voor hem te brengen?
Dienaar.
- 't Is zoo, eedle heer!
- De doge is in den raad, en uw genade
- Is zeker ook geroepen.
BRAB.
- In den raad?
- En op dit uur der nacht? geleidt hem weg.
- Mijn zaak is niet gering; de doge-zelve,
- Als ieder mijner medesenateurs,
- Moet dezen hoon gevoelen als zijn eigen:
- Want als die daden ongestraft geschien,
- Zoo zal men slaaf en heiden heerschen zien.
DERDE TOONEEL
Eene raadzaal,
De Doge met den Senaat aan eene tafel zittende.
Doge.
- Die nieuwsberigten missen zamenhang,
- Zoo noodig voor 't geloof.
1e Sen.
- Zij stroken niet;
- De brief aan mij meldt honderd zeven schepen.
Doge.
- De mijne honderd veertig.
2e Sen.
- Dees twee honderd.
- Doch moge er in 't getal verschil bestaan, —
- Als in gevallen waar vermoeden spreekt