Deze pagina is proefgelezen
- Door heksenkunsten en kwakzalverdrank;
- Natuur toch kon niet zoo spoorbijster zijn, —
- Daar zij verblind is noch verstandeloos, -—
- Dan slechts door tooverij.
Doge.
- Het zij wie 't zij, die langs zoo snood een' weg
- Uw dochter aan haar-zelven heeft ontvreemd,
- En haar aan u: het bloedig boek der wet
- Zult ge in den strengsten zin des woords verklaren,
- Naar eigen dunk; al waar 't mijn eigen zoon
- Dien uwe klagt betreft.
BRAB.
- Ik dank u nedrig, heer.
- Hier is de man, die Moor, dien nu, zoo't schijnt,
- Uw strikt bevel, om zaken van den staat,
- Ontboden heeft.
Doge en Sen.
- Dat doet ons innig leed.
Doge.
- En uwerzijds, wat antwoordt gij hier op?
BRAB.
- Niets anders, dan 't is waar.
OTHELLO.
- Grootmagtige, achtbre, en eerbiedwaarde raad,
- Hoogêedle en welbeproefde brave meesters!
- Dat ik diens grijsaards dochter heb geschaakt
- Is waar, en ook dat ik haar heb gehuwd;
- De hoofdzaak, de uitgestrektheid mijner schuld
- Reikt verder niet. In 't spreken ben ik ruw,
- En minbegaafd met vredes nette taal:
- Sinds zevenjarige kracht deze armen sterkte,
- Tot voor naauw negen maanden, vonden zij
- Hun lievlingstaak in veld en legertent;
- En van deez' groote wereld weet ik naauw
- Meer dan wat krijg en slaggewoel betreft,
- En leen dies luttel sieraad aan mijn zaak,
- 't Woord voerend voor mij-zelve: als gij't gehengt,
- Geef ik een rond en onvernist verslag
- Van mijn vrijaadje, en zeg wat drank, wat kunst,
- Wat voor bezwering, en wat tooverkracht, —