Deze pagina is proefgelezen
- Dat moog de drift waarmede ik 't Luk bestorm,
- Bazuinen voor de wereld: ja, mijn hart
- Kleeft gants aan mijn gemaal en zijn beroep:
- Ik zag Othelloos aanschijn in zijn ziel;
- En aan zijn fieren heldenmoed en roem
- Heb ik mijn hart en mijn fortuin gewijd.
- Zoodat ik, waarde heeren, bleef ik hier, —
- Een vreedzaam lam, daar hij ten krijge trekt,
- Beroofd van 't geen ik hoog in hem bemin, —
- Een nare tusschentijd verduren zou,
- Van hem verwijderd: laat mij met hem gaan!
OTHELLO.
- Stemt toe, hoogëedle heeren; — ik verzoek,
- Staat haren wil niet in den weg:
- Getuig' de hemel, dat ik 't niet begeer
- Om mijnen lust te kittlen; dat ik niet,
- Mijn hartstogt vleijend, — want de drift der jeugd
- Is reeds bezadigd, — eigen heil bedoel,
- Maar slechts inschiklijk jegens haar wil zijn:
- En God behoede uw zielen voor den waan,
- Dat ik uw dierst belang verzuimen zou,
- Wijl zij mij volgt: neen, eer het wuft gekoos
- Des lossen Amors ooit met dartle rust
- De veerkracht van mijn geest en arm verlamm',
- Eer zingenot mijn pligt bevlekk' of breek',
- Gebruike een keukenmeid mijn helm voor pan,
- En steek' de schandlijkste onspoed in den krijg
- Het hoofd op tegen mijnen roem en faam.
Doge.
- Zij blijve of ga gelijk gij onderling
- Bepalen zult: de zaken eischen spoed;
- Dies moet ge in aller ijl deez' nacht nog voort.
DESDEMONA.
- Deez' nacht nog, heer?
Doge.
- Deez' nacht.
OTHELLO.
- Met al mijn hart.
Doge.
- Te negen morgen komen wij weêr zaam;