Naar inhoud springen

Pagina:Shakspeare, Othello de Moor van Venetië, vert. Jurriaan Moulin (1836).pdf/30

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

RODRIGO.

Het is dwaas te leven als het leven eene foltering geworden is: en wanneer de dood onze geneesheer is, zoo hebben wij een recept om te sterven.

JAGO.

O Schande! Ik heb de wereld nu viermaal zeven jaren bekeken, en sedert ik eene weldaad van eene beleediging leerde onderscheiden, heb ik nog geen mensch gevonden, die zich-zelven wist te beminnen. Eer ik zeggen wou, 'k zal mij om een ligtekooi verdrinken, verruilde ik liever mijne menschheid voor een baviaan.

RODRIGO.

Wat zal ik doen? Ik beken, het is schande dat ik zoo verzot ben; doch deugd is niet in staat dit te verhelpen.

JAGO.

Deugd? — Zotternij! — Het ligt aan ons dat we zus of zoo zijn. Onze ligchamen zijn onze tuinen, waarvan onze zielen de tuiniers zijn: zoodat, willen we netels planten of latuw zaaijen, hyzop zetten, en thym uitwieden, hem met ééne soort van gewas voorzien, of hem met velerhande beplanten, hem onvruchtbaar maken door braak liggen, of doen tieren door nijverheid; welnu, de werkende en verbeterende kracht daartoe ligt in onzen eigen wil. Hing niet aan den balans onzes levens eene schaal der rede, om de andere der zinnelijkheid op te wegen, zoo zou het bloed en de gemeenheid onzer natuur ons tot hoogst onzinnige besluiten leiden; doch wij hebben rede ter betooming onzer razende driften, onzer vleeschelijke lusten, onzer teugellooze begeerlijkheden, van welke ik datgene wat gij liefde noemt, voor een loot of afzetsel houde.

RODRIGO.

Het kan niet zijn.

JAGO.

Zij is niets dan eene lust in 't bloed, en eene toelating van onzen wil. Kom, wees een man. Gij u verdrinken? verdrink katten en jonge blinde