Naar inhoud springen

Pagina:Shakspeare, Othello de Moor van Venetië, vert. Jurriaan Moulin (1836).pdf/33

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
En laat zich lijdzaam leiden bij den neus,
Gelijk een ezel.
Ik heb het ; ' t is reeds rijp : door hel en nacht
Wordt deze misgeboorte aan 't licht gebragt.
(Af.)




 

TWEEDE BEDRIJF




EERSTE TONEEL.

Eene zeehaven op Cyprus.

MONTANO en twee HEEREN.


MONTANO.

Wat onderscheidt ge van de kaap in zee?

le Heer.

Volstrekt niets: 't is een hooggezwollen tij;
'k Speur tusschen 't wolkgespan en 't ruime sop
Geen zeil.

MONTANO.

Mij dunkt, de wind sprak luid aanland;
Nooit schudde een banger storm ons buitenwerk:
Indien hij ook op zee zoo heeft gewoed,
Wat houten kiel, waar golfgebergte op breekt,
Weêrstaat het woên? Wat zal men hiervan booren?

2e Heer.

't Verstrooijen van de turksche schepen; want
Begeeft men zich aan d' oeverschuimden oever,
De baren steigren brullend op naar 't zwerk;
De felgezweepte vloed rolt bergen hoog,
Als woû hij, 't water slingrend naar den beer,
De wachters blusschen van de onwrikbre pool:
Nog nooit aanschouwde ik zulk een woest geweld
Van 't opgeruide meer.

MONTANO.

De turksche vloot,
Vond zij geen baai of schuilplaats, ging te grond;