Naar inhoud springen

Pagina:Shakspeare, Othello de Moor van Venetië, vert. Jurriaan Moulin (1836).pdf/47

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
scher, en een drilbuik van een Hollander — hé, wijn! — zijn niets bij een Engelschman.

CASSIO.

Is de Engelschman zulk een held bij de flesch?

JAGO.

Ei; op zijn gemak drinkt hij den Deen mors dood; den Duitscher drinkt hij zonder moeite van de beenen, en de Hollander heeft een braakmiddel in, nog eer de flesch weer gevuld kan worden.

CASSIO.

Op de gezondheid van onzen generaal!

MONTANO.

Daar voeg ik mij bij, en zal uw bescheid doen.

JAGO.

ô Zoet Engeland!
(Hij zingt.)
Prins Steven was een waardig held,
Zijn broek kost niets meer dan een kroon;
Maar hij, op zeer goedkoop gesteld,
Hij schold den snijder — schoft tot loon.

Zijn naam was groot in ieders mond;
Maar gij zijt van gemeener ras:
Door hoogmoed gaat het land te grond,
Daarom trek aan uw oude jas.

Hé, wijn!

CASSIO.

Nu, dat liedje is nog fraaijer dan het vorige.

JAGO.

Wilt ge 't nog eens hooren?

CASSIO.

Neen; want die zoo iets doet, houd ik zijner plaats onwaardig. — Goed : — de hemel gaat boven alles; en er zijn zielen die zalig zullen worden, en er zijn zielen die niet zalig zullen worden.

JAGO.

Zeer juist, goede luitenant.

CASSIO.

Wat mij aangaat, — zonder den generaal of eenig man van rang te na te spreken, — ik hoop zalig te worden.

JAGO.

En zoo doe ik ook, luitenant.

CASSIO.

Ja, maar met uw verlof, niet vóór mij; de luitenant moet zalig worden vóór den vaandrig. Niet