Naar inhoud springen

Pagina:Shakspeare, Othello de Moor van Venetië, vert. Jurriaan Moulin (1836).pdf/50

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

MONTANO.

Ik bloed; 'k ben doodelijk gewond; — hij sterft.

OTHELLO.

Stil, bij uw leven!

JAGO.

Stil, luit'nant, stil! — Montano, — heeren; — hoe,
Vergeet ge alle eerbied voor uw post en pligt?
Stil! stil! de generaal spreekt tot u; stil
Foei, schaamt u!

OTHELLO.

Ha, wat is dat? waaruit is dit ontstaan?
Hoe, zijn we Turken? doen we ons-zelven 't geen
De hemel d'Ottomannen heeft belet?
Schaamt u als christ'nen, staakt dat woest krakeel;
Wie zich nog roert en zijne woede bodviert,
Die waagt zijn leven; één schrede is zijn dood.
Stil, met dat aaklig luiden; 't jaagt het eiland
Uit rust in angsten. — Wat is hier gebeurd?
Regtschapen Jago, gij, van droefheid bleek,
Spreek, wie begon dit? Bij uw vriendschap, spreek.

JAGO.

Ik weet niet; zóó nog vrienden, zóó nog wel,
In vrede en liefde, als bruid en bruidegom,
Die zich voor 't bed outkleên: en daar, op eens —
Als hadde een ster dien menschen 't brein gekrenkt,
De zwaarden blank, en op de borst gerigt,
Met bloedig worstelen! ik weet niet hoe
Dees dolle twist begon; en liever had
Ik roemvol in een veldslag deze beenen
Verloren, die mij hebben hier gebragt.

OTHELLO.

Hoe komt het, Michael, dat ge u zoo vergeet?

CASSIO.

Vergeef mij, bid ik heer, ik kan niet spreken.

OTHELLO.

Waarde Montano, gij waart anders zedig;
Uw ernst en de bedaardheid uwer jeugd
Kent heel de wereld, en uw naam is groot
In 's zedemeesters mond; hoe is 't dat gij
Zoo los te werk gaat met uw goeden naam,
Uw liefde en achting prijs geeft voor den naam
Eens nachtrumoerders? antwoord mij hierop.