Deze pagina is proefgelezen
CASSIO.
- Ik dank u needrig. Nergens vond ik ooit
- Een vriendelijker, braver Florentijn.
EMILIA treedt op.
EMILIA.
- Een goeden morgen, luit'nant: ik betreur
- Uw ongena; doch dra wordt alles wel.
- De generaal spreekt met zijn vrouw er over,
- Die wakker voor u pleit: de Moor herneemt,
- Dat hij, dien gij gekwetst hebt, hier veel naam,
- En groote bloedverwanten heeft; dat hij
- Om wijze reên u af moet wijzen; doch betuigt
- Geen voorspraak te behoeven dan zijn hart,
- Om u, bij veiliger gelegenheid,
- Op nieuw te plaatsen.
CASSIO.
- Echter bid ik u,
- Geef me, als 't u voegzaam dunkt en mooglijk is,
- Gelegenheid tot een kort onderhoud
- Met Desdemone alleen.
EMILIA.
- Ik bid, kom in;
- Ik zal u brengen waar gij ongestoord,
- Van vrijer harte spreken kunt.
CASSIO.
- Ik ben u zeer verpligt.
(Af.)
TWEEDE TOONEEL
Eene zaal in 't kasteel.
OTHELLO, JAGO, en eenige OFFICIEREN.
OTHELLO.
- Geef deze brieven, Jago, aan den stuurman;
- En zend door hem mijn groet aan den senaat:
- Vervolgens — 'k ga intusschen naar de werken, -
- Kom daar weêr bij mij.
JAGO.
- Goed heer; 't zal geschiên.