Deze pagina is proefgelezen
OTHELLO.
- Mijn heeren, zullen wij dat fort bezien?
Heer. Om u te dienen, generaal.
Af.
DERDE TOONEEL
Vóór het kasteel.
DESDEMONA, CASSIO en EMILIA.
DESDEM.
- Houd u verzekerd, goede Cassio,
- Zooveel in mijn vermogen help ik u.
EMILIA.
- Doe dat, mevrouw; ik weet, het grieft mijn man,
- Als of de zaak hém-zelf betrof.
DESDEM.
- Een braaf man, inderdaad. Geen twijfel, Cassio,
- 'k Zal u en mijn gemaal weer vrienden maken,
- Als gij te voren waait.
CASSIO.
- ô Eedle vrouw,
- Wat ooit van Michael Cassio worden moog',
- Slechts uw getrouwe dienaar wil hij zijn.
DESDEM.
- O, 'k dank u, heer: gij mint mijn echtgenoot;
- Gij kent hem sedert lang; en wees verzekerd,
- Zijn afstand van u zal niet grooter zijn
- Dan staatkunde eischt.
CASSIO.
- Ja maar, mevrouw,
- Die staatkunde is misschien zoo lang van stijl,
- Zij teert op zulke slappe waterkost,
- Of wordt zoo door omstandigheên gerekt,
- Dat, ben ik weg, en is mijn plaats bezet,
- Mijn generaal mijn liefde en dienst vergeet.
DESDEM.
- Neen, vrees dat niet; hier, voor Emilia,
- Sta ik u borg voor uwe plaatst: voorwaar,
- Beloof ik vriendschapsdienst, zoo houd ik woord
- Ten einde toe: ik laat mijn gâ geen rust;
- Maak hem door waken tam, praat hem in toorn;