Deze pagina is proefgelezen
- Als dronken botheid-zelve. – Intusschen, 'k zeg,
- Als u verdenking en omstandigheên,
- Die regelregt de deur der waarheid wijzen,
- Voldoening kunnen geven, — 't zal geschiên.
OTHELLO.
- Ik eisch een sprekend blijk dat ze ontrouw is.
JAGO.
- Die taak gevalt mij niet:
- Doch wijl ik reeds zoo ver ging in deez' zaak, —
- Te dwaas gespoord door liefde en goede trouw, —
- Zoo ga ik voort. — 'k Lag laatst bij Cassio,
- En kon, tot razens door een kies gekweld,
- Den slaap niet vatten.
- Men vindt een soort van menschen, los van zin,
- Die in den slaap verraden wat zij doen;
- Zoo is ook Cassio: ik hoorde hem
- Al slapend zeggen: zoete Desdemona,
- Verbergen wij behoedzaam onze min!
- En daarop greep en drukte hij mijn hand,
- En riep: O lieflijk wezen! kuste mij
- Zoo heftig, of hij kussen wilde ontwortlen,
- Die op mijn lippen groeiden, toen zijn been
- Op 't mijne leggend, zuchte en kuste en riep hij:
- O Vloekbaar lot, dat u schonk aan den Moor!
OTHELLO.
- ô Gruwel! gruwel!
JAGO.
- Neen, 't was maar zijn droom.
OTHELLO.
- Maar 't spelt toch een voorafgegane ervaring; —
- 't Wekt hevige achterdocht, schoon slechts een droom.
JAGO.
- En dient tot staving van bewijzen, die
- Nog onvolledig zijn.
OTHELLO.
- 'k Rijt haar in stukken!
JAGO.
- Neen, wees toch wijs: wij zagen nog geen daad;
- Nog kan zij eerbaar zijn. Vertel mij eens, —
- Hebt gij somwijlen niet een doek gezien,
- Bestikt met aardbeiranken, in haar hand?
OTHELLO.
- Mijn eerst geschenk aan haar was zulk een doek.