Naar inhoud springen

Pagina:Shakspeare, Othello de Moor van Venetië, vert. Jurriaan Moulin (1836).pdf/90

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
met hare naald! een wonder in muzijk! ô, zij zou de woestheid uit een beer wegzingen! — En zoo verheven en rijk in verstand en vinding!

JAGO.

Des te slechter is zij. —

OTHELLO.

ô Duizend — duizendmaal! en dan zoo zacht van inborst!

JAGO.

Ja, maar al te zacht.

OTHELLO.

Dat is zeker; — maar wat is het jammer, Jago! — ô Jago, wat is het jammer, Jago!

JAGO.

Als gij zoo verliefd zijt op hare slechtheid, zoo geef haar een vrijbrief om te zondigen, want als het u niet deert, zoo komt het niemand te na.

OTHELLO.

Ik zal haar in stukken hakken! — Mij horens opzetten?

JAGO.

O, 't is schandelijk van haar!

OTHELLO.

Met mijnen officier! —

JAGO.

Dat is nog schandelijker.

OTHELLO.

Haal mij vergif, Jago; dezen avond: — ik wil geen woorden met haar wisselen, hare bekoorlijkheid mogt mijn hart doen wankelen: — dezen avond, Jago.

JAGO.

Doe het niet met vergif, worg haar in haar bed; hetzelfde bed dat zij bevlekt heeft.

OTHELLO.

Goed, goed: de regtvaardigheid daarvan bevalt mij; zeer goed. —

JAGO.

En wat Cassio betreft, dien neem ik voor mijne rekening: tegen middernacht zult gij meer vernemen.
(Trompetgeschal)

OTHELLO.

Voortreff'lijk! — Wat beteekent die trompet?

JAGO.

Ongetwijfeld iets van Venetiën. 't Is Lodovico, die van den doge komt, en zie, uwe gemalin is bij hem.

Lodovico en DESDEMONA treden op, met gevolg..

LODOV.

Gegroet, mijn waarde generaal.

OTHELLO.

Met al mijn hart, heer.