Pagina:Sprookjes uit de nalatenschap van Moeder de Gans.pdf/126

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen
108

schijnt vervaardigd te zijn, doch niets dan pik en zwavel is, en dat hem, zoodra hij het aantrekt, tot asch zal doen verbranden.” Hierop hernam de derde: „is er dan volstrekt geene redding mogelijk?” „O ja,” antwoordde de tweede, „als iemand het kleed slechts met handschoenen aanvat en in het vuur verbrandt, dan is de jonge koning gered. Maar wat helpt dit? Want wie het weet en het aan hem zegt, verandert dadelijk, van de knie tot aan het hart, in steen.” Toen sprak de derde: „ik weet nog meer! Indien het bruidegomskleed ook verbrandt, heeft de jonge koning zijne bruid toch nog niet, want wanneer de bruiloftsdans begint en de jonge koningin mede danst, zal zij plotseling bleek worden en voor dood nedervallen; en bijaldien zij door niemand opgenomen wordt, die haar drie droppelen bloed uit de rechterborst aftapt, sterft zij. Maar indien hij, die dit weet, dit geheim openbaart, zal hij van hoofd tot teenen in steen veranderen.”

Na het houden dezer samenspraak, welke de getrouwe Johannes zeer wel had verstaan, vlogen de raven verder. Van dezen tijd af was Johannes stil en treurig, want indien hij aan zijnen heer verzweeg hetgeen hij gehoord had, zou de koning ongelukkig worden, en indien hij het aan zijnen heer bekend maakte, moest hij zelf het leven verliezen. Eindelijk sprak hij bij zich zelv': mijnen heer wil ik redden, ten koste van mijn leven.

Het geschiedde juist zooals de raven voorspeld hadden. Toen zij aan wal kwamen, liep een vosrood paard